Onvindbare idylle

De tijdgeest mag de grote stad dan op een voetstuk plaatsen, in velen van ons leeft diep van binnen toch het vaag romantische verlangen naar een leven op het platteland. Dat zou eenvoudig en ontspannen zijn. Ook Esse en Rivka in Nina Polaks nieuwe roman Buitenleven menen dit. Maar waar Esse, afkomstig uit ‘de provincie’, zich daar buitenaf helemaal op haar plek voelt, worstelt Rivka, grotestadsmens pur sang, met de intimiderende kale leegte. Er speelt echter veel meer in deze tintelende-taalroman.

Onder meer de overspannen woningmarkt, de coronacrisis en enorm toegenomen drukte bewegen talrijke Randstedelingen hun heil elders te zoeken. Buitenleven sluit wat dat betreft goed aan bij de actualiteit. Maar al die westerlingen met dromerige ideeën over een ‘eerlijk bestaan’ in het ongerepte Noorden, zoeken daar iets niet-bestaands, laat Polak impliciet doorklinken:

Carry Budding reikte haar een zak met witte kadetten aan en zei: ‘Dit maken we niet elke dag mee, toch, jongens?’

Waarop ze precies doelde was Rivka niet duidelijk. Een gast aan tafel? Een vrouw?

De proloog maakt meteen duidelijk dat er aan de kortstondige idylle in het niet met name genoemde, maar wel herkenbare Noord-Groningen een eind gekomen is. Dan weten we dat maar vast. Stadsmens en gemankeerd schrijfster Rivka is, een illusie armer, terug tussen de piepende trams en scheldende jongetjes, zonder haar grote liefde Esse en ook zonder hun beminnelijke hond Snibbe.

Polak volgt in het daarop volgende eerste deel van het boek de twee vrouwen, verliefd en enthousiast over hun verhuisplannen, naar een fictief noordelijk gat met de kinky naam Onderweer, ver van de stadse herrie en nooit aflatende ratrace. Ze zien hun nieuwe, zorgeloze leven meteen voor zich, maar Eva, een ook in die omgeving neergestreken tv-psychiater, die er een compleet landgoed bezit, waar ze met zweverige activiteiten en veel omhaal van zalvende woorden sneue cliënten opvangt, zoekt altijd naar nieuwe vrouwen met nieuwe zorgen.

Verderop was het midzomerfeest gaande. Bij een kleine zwarte stal aan de rand van het perceel cirkelden een stuk of tien mensen rond een middelpunt waar rook vanaf kwam. Hoe dan ook werd hier gemediteerd, dacht Rivka, getrommeld, sjamanisme beoefend. Straks moest ze met een stel vreemden haar trauma’s uitroken.

Eva is een charismatische persoonlijkheid, rijk geworden met optredens en boeken, een vrouw ook met een ruim bemeten ego. De door het uitputtende randstedelijke leven getekende Rivka en Esse menen een kort moment dat ze voor hen van grote betekenis zou kunnen zijn, maar waar Esse zich helemaal aan haar overgeeft, stelt de argwanende Rivka zich snel kritische vragen. Het is het begin van een intrigerend steekspel tussen de drie vrouwen, waarbij hun karakters sterk uitkomen. Ook, elk op hun eigen manier excentrieke, dorpelingen hebben in de ontwikkelingen een aandeel.

Nina Polak weet de sfeer, de strubbelingen, de dorpse intriges en de langzaam, maar onafwendbaar afbrokkelende relatie tussen Rivka en Esse in heel oorspronkelijke, mooi terloops vallende termen te vangen. Ook de niet zelden vileine dialogen, trefzeker en vaak ronduit verrassend geformuleerd, worden gekenmerkt door grote liefde voor de taal. Soms doen de onverwachte wendingen denken aan de al even associatieve constructies van Marja Pruis. Je schiet er geregeld van in de lach, hoe tragisch de omstandigheden ook zijn.

Buitenleven is geschreven met een uitgesproken randstedelijke bril, de afstand tussen westelijk Nederland en noord-Groningen neemt in deze roman haast Siberische proporties aan, met de stad Groningen als het Nederlandse equivalent van Vladivostok, maar dat heeft hier natuurlijk wel een functie. Want je moet als lezer begrijpen dat afstand zich ook kan vertalen in bekrompenheid en zonderling gedrag. De naar een wetenschappelijke carrière hunkerende Sibolt bijvoorbeeld, durft de stap van het platteland naar een randstedelijke universiteit maar niet te maken, want zijn moeder en haar boerderijtje met geiten zouden hem niet kunnen missen. Dus blijft hij maar in het buitengebied hangen:

Rivka leerde het grote dilemma van de geitenboer kennen als een exotische kluwen van trouw, schuld, familietrots, voorbarige heimwee en ambitie.

En als lesbisch stel op zo’n afgelegen plek wonen is ook niet zonder risico, wordt al snel duidelijk. Behalve het Pieterpad afzeulende bejaarden, heb je in die barre streken natuurlijk onverdraagzame homofobe jongetjes, zoals ze snel zullen merken. De tegenstelling tussen stad en platteland wreekt zich niet minder in de relatie van Rivka en Esse:

Zijzelf hoorde daar niet, met dat inzicht begon Esse zich te verzoenen. Ze had het geprobeerd in de stad, jarenlang, ze had het gewild, maar ze bleek ongeschikt. Het was een opluchting om dat aan zichzelf te kunnen toegeven, en als om het te bestendigen had ze het vanavond ook met haar vader gedeeld. Die had instemmend geknikt.

Buitenleven kenschetsen als een zomerboek klinkt misschien wat merkwaardig, omdat het winterhalfjaar er net zo goed in voorkomt, maar de mix van de stad achter je laten, veel buiten verkeren en menen, als is het nog maar zo kort, het zachte leven gevonden te hebben, is niet te missen. Zo ontdekt ook de literatuur nieuwe verten.

André Keikes

Nina Polak – Buitenleven. Prometheus, Amsterdam. 240 blz. € 20,99.