Beatrijs in het echt

Dat je ontroerd kunt raken van een boek, snap ik, maar dat je dezelfde sensatie kunt krijgen door een boek alleen maar te zien, is een andere vorm van ontroering die moeilijk valt uit te leggen. Ik doe een poging.

Eén van mijn koffiemokken ging stuk bij het afwassen. Ik zag het pas toen het sop enigszins verkleurde. Een scherf van de koffiebeker die ik in Leipzig in het Mendelssohn-Haus kocht was scherp genoeg om een gemeen bloedende snee in de pink te veroorzaken. De ‘Tasse Felix’ kost 12 euro zag in de webshop van het museum. Ik herinner me dat ik de beker toen ik hem kocht ook al duur vond, maar ik herinnerde me niet dat het Mendelssohn-Haus in Leipzig stond (mijn geheugen zei Wenen). Ik was samen met Corrie (Joosten) in het museumpje. In elke stad die we aandeden, kocht ik een mok. Totdat ik dat niet meer deed, omdat sommige tradities tot te overvolle keukenkastjes leiden. Corrie wilde geen Felix-kop, vanwege de naam Felix die je onder het portret van de componist zag. Het was een fijne koffiemok. Hij ligt nu in de vuilnisbak.

In de trein naar Den Haag las ik verder in Veranderen: methode van Édouard Louis. In het boek vertelt Louis over zijn strijd om te klimmen in de maatschappij, een strijd die soms ten koste gaat van vriendschappen en familiebanden. Gelukkig is mijn strijd niet zo heftig geweest, maar ik herken toch pijnlijk veel in zijn verhaal. Dat ik ooit docent aan een hogeschool zou worden en stukken voor de krant zou schrijven is het gevolg van een lange weg die van toevalligheden aan elkaar hangt, maar ook van wilskracht, besef ik na lezing van Louis.

Op de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden kwam ik Corrie tegen die gespecialiseerd was in de Middeleeuwen. Ze behandelde elk jaar Van den vos Reynaerde en de Beatrijs. Ik werd ingezet voor moderne letterkunde en jeugdliteratuur. Pas veel later mocht ik de Middeleeuwen geven. Een van onze studenten was Bart Temme, die later onze collega werd. Collega’s kunnen vrienden worden.

Ik zat dus in de trein van Groningen naar Den Haag waar we met studenten naar de Koninklijke Bibliotheek zouden gaan. Bart kwam met een collega (ook een oud-student) en een tiental studenten vanuit Leeuwarden. Ik stapte in Zwolle over. Ik was er, misschien omdat ik net in Louis gelezen had, bewust van dat er in elke groep knokkers zitten, die vanuit hun milieu met minder kansen zich toch een weg banen naar een diploma. Ik sta aan de kant van de knokkers.

Corrie en ik gingen vroeger met onze studenten naar Den Haag om naar het Letterkundig Museum (nu Literatuurmuseum) te gaan. Ik had echter gezien dat onze Tilburgse collega Bas Jongenelen met zijn Fontys-studenten handschriften mocht bekijken in de KB. Onze studenten regelden een soortgelijk bezoek aan het KB. In plaats van rechtsaf sla je linksaf in dezelfde gang.

Later die middag namen Bart en ik de overgebleven studenten mee naar Hotel des Indes om ze daar te trakteren op een kop koffie met een taartje. Dat deden Corrie en ik vroeger ook. Des Indes is imponerend. Je proeft even van een andere wereld waar je bij kunt horen.

Twee weken geleden was ik bij de uitreiking van de P.C. Hooft-prijs en overnachtte ik in Des Indes. Toen Bart vorig jaar hoorde dat ik in de jury zat, was zijn eerste reactie: ‘Dat zou Corrie mooi hebben gevonden.’ Toen Bart en zijn vriend een nieuw huis kochten, dacht ik meteen: dat zou Corrie een prachtig huis hebben gevonden.

Bart mocht met een deel van de studenten eerst in het handschriftenzaaltje, terwijl wij een rondleiding kregen. Toen we na een uur wisselden, fluisterde Bart dat het hoogtepunt van de dag alweer voorbij was. Op grote kussens lieten de vriendelijke en deskundige conservatoren Ed van der Vlist en Jeroen Vandommele de prachtigste handschriften en drukwerken aan ons zien. Daarbij zat het handschrift van de Beatrijs met die fantastische initiaal die Bart en ik in onze powerpoint bij het college over Beatrijs laten zien en die in werkelijkheid veel kleiner en minutieuzer was dan ik verwacht had. Dat je op neuslengte afstand bent van het verhaal waar ik op de middelbare school al over leerde (Het spel en de knikkers), het verhaal dat je jaar in jaar uit behandelt omdat het al dertig jaar of langer bij ons op school wordt behandeld, het verhaal zelf dat met gemak de eeuwen trotseert, is ontroerend. Wat zou Corrie hier van genoten hebben, dacht ik en hetzelfde had Bart een uur eerder gedacht.

Coen Peppelenbos