Ome Willem

‘Niet meteen kijken, maar Edwin Rutten komt binnen, je weet wel, ome Willem,’ fluister ik tegen Edna. We zijn in een restaurantje en de tafel naast ons is nog vrij. Ome Willem en de jongeman die hem vergezelt, gaan daar zitten. Ze werpen een korte blik op ons en de acteur opent meteen de aanval: ‘Wat een vreugdeloos stel, die hebben elkaar toch niets meer te vertellen.’ De jongen lacht hard, maar als ik hem even aankijk, zie ik een wat verontschuldigende blik. Ik word koud van binnen en ben heel bang voor wat er nog meer gaat komen. ‘Kleurloos ook,’ voegt hij er aan toe voordat hij zijn pijlen op andere gasten richt. Die worden weggezet als ‘grijze muizen’, ‘wat een rolmops’, ‘wel een lekker ding, wat doet die met zo’n vent’. Dit alles met harde stem en steeds schaterend om zijn eigen opmerkingen. Niemand grijpt in, ook het personeel niet. De jongen schuift wat nerveus op zijn stoel heen en weer.

Nu hun eten is gebracht, praat hij tegen zijn tafelgenoot maar nog steeds zo luid, dat wij het allemaal kunnen horen. ‘Ik zorg dan dat je meedoet in de productie en dan in een mooi pak met epauletten.’ Als hij de vragende blik van de jongen ziet, roept hij: ‘Epauletten, je weet toch wel wat epauletten zijn. Weet je dat echt niet?’ Er klinkt minachting in zijn stem. ‘Dat zijn versierselen op je schouder, Jezus, dat jij dat niet weet, en dát wil bij het toneel.’

De jonge serveerster zet de ijscoupes voor hen neer.
‘Je hebt de slagroom toch wel met de mond opgespoten hè?’ vraagt ome Willem. Het meisje wordt vuurrood en vlucht terug naar de keuken.

Ik sta op en verhef mijn stem. Ik wil dat iedereen dit hoort.
‘Meneer Rutten, u bent nu al de hele avond bezig op luide toon non-stop beledigingen te debiteren tegen ons, de andere gasten en het personeel. U kleineert uw tafelgenoot door hem in te peperen dat hij niet weet wat epauletten zijn. Uw tafelgenoot lacht om alles wat u zegt, maar echt leuk vindt hij het zeker niet. Zijn ogen staan heel onzeker. U heeft hem ter meerdere eer en glorie van uzelf meegenomen, omdat u weet dat hij u niet tegenspreekt. Wij zijn hier allemaal om in alle rust lekker te eten, maar u gijzelt ons met uw grote mond vol platitudes. U bent hier in de meer dan ziekelijke en zielige behoefte aan applaus, dat u in de theaters ontbeert.’
Zijn mond klapt open en weer dicht.

‘Wat een dunne opmerking is dat.’
‘Nee meneer precies in de roos, dacht ik zo’
‘Ach mens lik m’n reet.’
‘Nee dank u, dat lijkt me buitengewoon onsmakelijk.’

Er wordt nu hardop gelachen. Er klinkt nog net geen applaus.

Corrie Joosten

Het verhaal ‘Ome Willem’ komt uit de bundel Ik ben een dame denkt ze (2019).