Niets aan de hand in de jaren tachtig

Samen voor het eerst van de hoge duikplank in een verlaten zwembad op een regenachtige zomerdag ergens in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Het zijn Friedrich en het daar opeens verschenen meisje Beate in haar flesgroene badpak. Ja, De grote zomer van Ewald Arenz is een echt zomerboek, een waar coming-of-age-boek ook, met lichte verwijzingen naar wat Duitsland in die jaren bezighield. Niets meer en niets minder.

Je moet van goeden huize komen om tussen de stapel romans over ‘de eerste keer’, van wat dan ook, nog op te vallen door een buitengewoon perspectief of ingenieuze constructie. Ewald Arenz lukt dat in ieder geval niet. Zijn roman, die zich heel voorspelbaar ontwikkelt langs lijnen van school, vakantie, bijbaantjes, zomerwarmte en omgang met vrienden, steekt netjes in elkaar, maar verrast ook nergens. Het is daarmee eerder een boek voor weemoedige zestigplussers dan voor jonge lezers.

Nadat de twee kennis hebben gemaakt, weet Friedrich zich even later natuurlijk geen raad omdat hij heeft verzuimd haar adres of telefoonnummer te vragen. Maar daar valt in dergelijke boeken altijd wel een oplossing voor te vinden. Eerst moet hij onder ogen zien dat zijn schoolprestaties erg tegenvielen en hij niet mee mag op gezinsvakantie. Bij grootvader, welbeschouwd stief-grootvader, en de uit de voormalige Duitse oostgebieden gevluchte artistieke grootmoeder Nana moet hij blokken voor zijn herexamen. Anders is het voor hem voorbij op het gymnasium.

Zes weken! De hele zomervakantie bij mijn grootvader. Uitgerekend bij hem. Ik bedoel, ik hield van mijn grootmoeder. Nana. Ik vond haar geweldig. Maar voor mijn grootvader was ik eerlijk gezegd gewoon bang.

Het is allemaal extra lastig als hij zijn gedachten niet bij wiskunde en Latijn kan houden, omdat Beate steeds voor z’n geestesoog verschijnt. Wat evenmin helpt is dat vriend Johann, een psychotische jongen, en zus Alma ook geregeld op zijn aanwezigheid rekenen. In het nog traditionele Duitsland van die dagen, kort voor de Wende, lijkt de oude wereld op zijn laatste benen te lopen, maar is de nieuwe nog niet aangebroken.

De afstandelijke grootvader, een medisch specialist van de oude stempel, is een relikwie uit de vooroorlogse tijd; streng, autoritair en een en al discipline, die hij ook van Friedrich verwacht. Maar de jongeren ruiken de verandering, ze roken, drinken en blowen, houden zich op verlaten plekken op door roestige afrasteringen te passeren en zoeken zo hun eigen romantiek in de laatste tastbare gevolgen van de Tweede Wereldoorlog.

Dat De grote zomer toch een ontspannen en zorgeloos zomerboek kan heten, komt door Arenz’ kwaliteit de typisch zomerse sfeer te beschrijven, die hoort bij jong zijn en weten dat het hele leven nog voor je ligt. Alles wat de jongeren bekoort heet ‘cool’ ‘gaaf’ of ‘tof’, wat vast wel overeenkomt met de eendimensionale taal van toen, maar steeds opnieuw herhaald in een boek met enige literaire pretentie schreeuwt om een andere benadering. Zoals de hele roman meer suggestie kan gebruiken en ook meer ruimte zou moeten laten aan de lezer.

De grote zomer – drie kapitalen zouden hier niet hebben misstaan – beweegt geregeld op de rand van oubolligheid, met toen al gedateerde woorden als ‘stuudje’ en ‘gekkie’, terwijl Arenz toch graag lijkt te willen bewijzen dat de jaren tachtig een rauwe periode vormden. Aan de ene kant drinken de jongeren bier, zitten ze te blowen en kijken ze niet op een vernieling hier of daar, aan de andere kant bibberen ze voor grootvader en benadert Friedrich zijn droomvriendin Beate zo schuchter dat je je afvraagt of zelfs de twintigste eeuw wel al aangebroken is.

Arenz’ zomerroman is een traditioneel opgezet verhaal met als enige frivoliteit een handvol cursieve stukjes aan het begin van sommige hoofdstukken, waarin de oudere Friedrich op zoek is naar een specifiek graf op de oude begraafplaats van zijn stad. Het heeft te maken met een aspect van de roman dat misschien ook wel achterwege had kunnen blijven. De grote zomer is lichte kost en geeft ook weinig inzicht in hoe het leven in die tijd werkelijk was. Even afgezien van de gebruiksvoorwerpen, uitroepen en de, eerder in de jaren zestig thuishorende, bossanova op de achtergrond die Beate graag draait omdat haar lang geleden vertrokken vader een Braziliaan is.

‘Wat is dat voor muziek?’ vroeg ik. ‘Het klinkt… Het is best wel cool.’
‘Bossanova,’ zei Beate.
En toen kwam die stilte die zo verschrikkelijk ellendig was. Die altijd viel als je eigenlijk een heleboel wilde zeggen maar niet wist wat eerst en of je het eigenlijk wel kon zeggen. En de muziek was ook afgelopen. Lekker dan.

Dat de jongen beter lijkt te gedijen onder toezicht van de strenge stiefgrootvader, die in de jaren tachtig nog steeds als een ware Pruis dagelijks een ijskoud bad neemt, dan thuis bij zijn wat hippie-achtige, in reïncarnatie gelovende ouders, is misschien wel de onuitgesproken boodschap van Arenz. Maar verder is De grote zomer vooral licht en toegankelijk, een ‘niets-aan-de-hand-boek’. Begrijpelijk wel dat hij winnaar werd van de Duitse Boekhandelsprijs.

André Keikes

Ewald Arenz – De grote zomer. Vertaald door Lucienne Pruijs. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 304 blz. € 23,99.