Leesbevordering voor hondenmeppers

De Literaire Juweeltjes Reeks van de Hilversumse uitgever B for Books bestaat als sinds 2006. Met één deeltje per maand zijn er tot op dit moment (juni 2022) derhalve al 198 verschenen. Alle reden om de reeks eens wat nader te bekijken, want waarom wachten tot nummer 200, nietwaar? Dat is toch ook alleen maar een bijzonder getal, omdat wij toevallig tien vingers hebben. 198 is net zo uniek.

Om voor zo veel boekjes Nederlandstalige schrijvers te strikken, mag je blijkbaar niet te kieskeurig zijn. Naast de echt groten als Manon Uphoff, Jan Brokken, Arnon Grunberg, A.F.Th. van der Heijden, Jeroen Brouwers, Cees Nooteboom, Ilja Leonard Pfeijffer en vele anderen, zijn er ook enkele minder getalenteerden aan de beurt gekomen – die ik hier niet zal noemen. Ook is er ruimhartig gekozen voor inmiddels overleden schrijvers als Belcampo, Godfried Bomans, Simon Vestdijk, Harry Mulisch en zelfs Louis Couperus, van wie in 2010 enkele fragmenten uit De boeken der kleine zielen als literair juweeltje verschenen. Volkomen terecht natuurlijk. Maar je kunt je meteen ook afvragen waarom er niet (veel) meer historisch werk is opgenomen in de reeks.

Die vraag brengt mij vanzelf op het doel dat De Literaire Juweeltjes Reeks zegt na te streven. Leesbevordering. Het handzame formaat en de alleszins billijke prijs van twee euro vijftig per deel moeten dat samen bewerkstelligen. Alsof geestelijke armoede vooral een gevolg is van economische armoede. Alsof het niet evengoed (of veel waarschijnlijker) diametraal anders zou kunnen zijn. Er wordt onder rijken immers niet per se veel en goed gelezen. Misschien moet je speciaal voor hen een reeks van net iets meer dan honderd euro per deel opzetten, want als het zó duur is moet het wel iets voorstellen. Wie zal het zeggen.

Intussen roept het nogal wisselende niveau van de gekozen auteurs me wel een fundamentele vraag bij me op. Waarom gebruik je een tekst van (bijvoorbeeld, bijvoorbeeld) Heleen van Rooyen om iemands lezen te bevorderen? Het is een beetje alsof je iemand aanmoedigt om te gaan sporten en hem dan op korfbal doet. Dan kun je beter niet lezen, bedoel ik. En, eerlijk is eerlijk, uiteindelijk zijn de redenen voor leesbevordering net zo dubieus als die voor sportbevordering. Je kunt in beide gevallen heel goed zonder, en toch zorgeloos en gelukkig stokoud worden.

Maar terug naar de reeks. Omdat ik de boekjes van mei en juni 2022 (van Lot Vekemans en Tim Krabbé) nog niet heb gezien, bepaal ik me tot april. Een kat voor de hond van Midas Dekkers bevat 23 oudere columns waarin honden figureren. Het voordeel van stukjes over dieren is dat ze eeuwigheidswaarde hebben. Ze raken pas gedateerd als er mensen in meedoen, zoals Hans van der Togt (wie kent hem niet!) in de column over de poedel – dat moet een wel héél oud stukje zijn.

In de meeste columns fileert Dekkers evenwel de poedel, de teckel, de golden retriever of de Deense dog met satanisch genoegen, want Dekkers is een kattenmens. Kwestie van beschaving. Het gaat trouwens niet alleen om erkende hondenrassen, ook andere komen langs: de hot dog, de christenhond, het dameshondje. Stuk voor stuk leuk om te lezen.

Nadat hij in het stukje ‘De hot dog’ omzichtig heeft uitgelegd hoe slaafs, dom en onbeschaafd de gemiddelde hond is en hoe hij om af te koelen altijd maar met die onsmakelijke bovenmaatse tong uit zijn bek loopt, eindigt de column als volgt:

Om hoofd en lichaam koel te houden spant een poes zich zo weinig mogelijk in. Veel zitten, meestal slapen, ontspannen, slechts af en toe een spurtje, zelfs bij onderlinge gevechten voornamelijk stilliggen en gemeen kijken, dat zijn de manieren waarop een kat oververhitting voorkomt. Op ons maakt dat gebrek aan airconditioning de indruk van bedachtzaamheid, van chic, op het pedante af, als een prinsesje. Prinsesjes werken zich niet in het zweet als een ordinaire straathond. Kopjes geven is minder vermoeiend dan hielen likken.

Het verschil tussen de koele sfinx en de heetgebakerde slokop weerspiegelt zich in dat tussen de mensen die van de hond en die van de kat houden. Volgens een marktonderzoek moet je liefhebbers van katten vooral zoeken onder leden van de VPRO. Bij de abonnees van het feministische maandblad Opzij – notoire hondenmijders – ging de liefde voor poezen samen met hoog verbruik van Spa, port, Campari, wijn en druivensap. Zo blijft voor de hondenaanhangers vanzelf de rol over van bierdrinkende, voetbalsupportende TROS- en AVRO-kijkers. Poes laat het allemaal koud, die loopt pas warm voor een hot dog.

Daar zit wellicht nog iets in ook, leert mij een volstrekt niet-representatief omgevingsonderzoek. Ik vrees alleen dat de gedachten achter de goedkope Literaire Juweeltjes Reeks nou net was om het lezen van die laatste groep te bevorderen. En die kijken na zo’n stukje wel uit.

Jan de Jong

Midas Dekkers – Een kat voor de hond. B for Books, Hilversum. 64 blz. € 2,49.