De cynische schilder en zijn grote liefde

Angst voor het witte papier heeft dichter en schrijver Remco Campert niet. Bijna elk jaar komt er wel een nieuwe roman of dichtbundel van hem uit, naast zijn jaarlijkse bundeling columns. Hendrik van Otterlo, wereldberoemd kunstschilder, heeft het in Het satijnen hart een stuk moeilijker. Al twintig jaar is hij gestopt met schilderen nadat zijn vriendin Cissy uit zijn leven verdween.

Van Otterlo leeft met zijn hoofd sowieso in het verleden. Hij krijgt alleen nog bezoek van zijn even oude kunstbroeder Jongerius Jr. die zich jonger voordoet dan hij is. ‘Ik wil wedden dat hij met zijn eigen dood geen rekening heeft gehouden. Zolang ik gebrekkiger ben dan hij waant hij zich aan de veilige kant.’ En gebrekkig is hij; als zijn veel jongere halfzusje Bettina niet regelmatig langskwam om hem te verzorgen zou hij zichzelf verwaarlozen.

De herinneringen aan Cissy komen op als hij het bericht van haar dood krijgt. Zo’n ‘toevallige’ gebeurtenis kwam ook al in Camperts vorige roman Een liefde in Parijs voor. De hoofdpersoon komt op straat een vriendin van vroeger tegen en die ontmoeting is aanleiding voor een stroom aan herinneringen. Het grote voordeel van de nieuwe roman is echter de toon. Bij Campert vind je vaak een weemoedige, haast nostalgisch verlangen naar het verleden. In Het satijnen hart heb je echter te maken met een bittere, cynische hoofdpersoon die het zichzelf en zijn vrienden niet makkelijk maakt.

Van Otterlo blaft Jongerius af ‘Bemoei je met je eigen zaken, Jongerius.’, kapt gesprekken met Bettina af ‘Hou op met die gemeenplaatsen.’, evenals zijn dokter ‘Een rollator? Waar zie je me voor aan?’ en iedereen die hem te na komt. Hoewel hij naar zijn omgeving bokkig blijft, zorgt de doodstijding van Cissy voor een verandering in zijn denken. Hij komt tot het inzicht dat zij de grootste liefde in zijn leven is geweest. Langzaam vallen er gaten in de muur van cynisme die hij om zich heen heeft gebouwd.

En dan gaat het snel. Van Otterlo besluit om in een actiecomité te gaan zitten tegen de sloop van zijn oude, al jaren niet meer bezochte atelier, hij scheert zijn enorme baard af en hij neemt zich voor weer te gaan schilderen. Die hoofdstukken behoren tot de mooiste van de roman. Er zit weer leven in de oude schilder.

Het oude vervallen atelier is een puinhoop. De laatste schilderijen zijn vernield, waaronder het zelfportret dat hij schilderde na het vertrek van Cissy uit zijn leven. Van Otterlo is er niet rouwig om, het past wel bij de nieuwe start die hij wil maken. En als hij dan eindelijk in zijn gerenoveerde atelier staat, laat Campert de lezer in het ongewisse of dit werkelijk een nieuw begin is of het einde met de meerduidige eindzinnen: ‘Ik ben alleen in een suizende stilte, het geluid van de kunst. Mijn ogen tasten het lege doek af.’ Met Het satijnen hart voegt Campert een nieuw geluid toe aan zijn oeuvre; de roman behoort tot zijn beste werken.

Coen Peppelenbos

Remco Campert – Het satijnen hart. De Bezige Bij, Amsterdam, 190 blz. € 16,50.

Verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 5 mei 2006.