IJdele levens, futiele kwesties

William Gerhardie (1895 – 1977) werd geboren en groeide op in St. Petersburg, de stad waar hij, zoon van een Britse industriële ondernemer met fabrieken in die stad. In de Eerste Wereldoorlog nam hij vrijwillig dienst in het Britse leger, werd toegevoegd aan de militair attaché in Petrograd, zoals St. Petersburg inmiddels heette, en zag in 1917 hoe zich daar de revolutie voltrok.

In 1918 werd hij naar de geallieerde interventiemacht gestuurd die in Siberië de Witten moest helpen het Rode Leger te verslaan. In 1920 keerde hij terug naar Engeland en schreef de roman Futility, die in 1922 verscheen. De vertalers hebben gekozen voor IJdelheid, in de betekenis van ‘lediggang’ en in die van het Bijbelse ‘Alles is ijdelheid en najagen van wind, lucht en leegte’ (Prediker 1:2).

De opzet van IJdelheid is tamelijk eenvoudig: een ik-figuur en verteller, een jongeman, knoopt vriendschappelijke betrekkingen aan met de gegoede familie Boersanov na een uitnodiging door de drie jonge dochters Sonja, Nina en Vera. Hij wordt verliefd op Nina en koestert de hoop dat zij zijn liefde ooit zal beantwoorden.

De Boersanovs zijn een gezin van een soort dat je alleen in Russische romans van het pre-sovjettijdperk tegenkomt. Vader Nikolaj heeft de reputatie gefortuneerd te zijn, waar een hele trits familieleden het recht aan ontleend om op zijn zak te teren. Zijn vrouw leeft gescheiden van hem in Moskou, haar plek in het gezin is ingenomen door Fanny, van Duitse origine, ooit aangenomen als gouvernante voor de drie zusters. Maar haar positie in het gezin is omstreden. Zij zou graag Nikolajs wettelijke echtgenote zijn en dringt er al heel lang op aan dat hij formeel van zijn vrouw scheidt, maar ziet haar perspectieven verschrompelen als Nikolaj in de greep raakt van zijn verliefdheid op Zina, een meisje nog, meer dan dertig jaar jonger dan hij. Zina’s familieleden stimuleren hun verhouding zoveel ze kunnen, want als toekomstige schoonfamilie hebben zij natuurlijk ook recht op een aftapkraantje, aangesloten op Nikolajs fortuin.

Drie zusters? Gerhardie moet Tsjechov in gedachten hebben gehad toen hij ze opvoerde. Hij was inderdaad kenner en bewonderaar van Tsjechovs werk en schreef er tijdens zijn studietijd in Oxford een verhandeling over. Maar naarmate je vordert in deze hoogst vermakelijke roman en je begint in te zien wat Gerhardie tracht te verbeelden, dan dringt zich ook de naam Gontsjarov op, die van Oblomov.

Gerhardie voert de ene na de andere verwikkeling op die voor opwinding zorgt bij de Broesanovs en hun aanhang, maar hoe erg die opwinding ook is, tot besluiten komt het nooit en niemand zal ooit de koe bij de horens vatten. Hier geldt het credo dat problemen er niet zijn om aan te pakken, maar om over te praten en te klagen. Het wereldje van de Boersanovs staat stil, houdt zich doof en blind voor de grote buitenwereld en komt zelfs niet in beweging als op straat de revolutie woedt.

Of toch wel? Het fundament onder Nikolaj’s virtuele vermogen zijn aandelen in Siberische goudmijnen, die nog nooit een roebel dividend hebben opgeleverd. Siberië is (nog) in handen van de Witten, die in tegenstelling tot de Roden privébezit respecteren. Misschien gaan die mijnen dankzij de gestegen goudprijzen nu eindelijk renderen, maar in het door de Roden beheerste deel van Rusland heb je daar natuurlijk niets aan. Daarom reizen de Boersanovs naar Wladiwostok, gevolgd door iedereen die zich door Nikolaj laat ondersteunen en dat is een hele treinwagon vol. Maar ook in Wladiwostok en later nog in Omsk houdt het hele gezelschap zich uitsluitend bezig met onderlinge verhoudingen, zonder daar ooit iets in te veranderen.

Intussen woedt de burgeroorlog. Voor de drie zusters is die weinig meer dan het amusement van dansen met jonge, aantrekkelijke officieren van de geallieerde oorlogsschepen in de haven. Pas als het hele gezelschap naar Omsk vertrekt, op weg naar de goudmijnen, lijkt het menens te worden.

Maar de verteller komt tot de conclusie dat deze oorlog een klucht is, zij het een bloedige. Gebrek aan competentie, strijdlust en daadkracht kenmerkt de Witten, alsof zij allen Boersanovs zijn. De bevelhebbers dineren, drinken en schilderen utopische vergezichten van hun toekomstige Rusland. Maar doen niks. De enige terreinwinst die de Witten in Siberië boeken, danken ze aan een paniekerige vlucht van de Roden voor een naderende massa Witte soldaten die wilden overlopen.

Tsjechov en Gontsjarov als inspiratiebronnen noemen, suggereert dat Gerhardie veel meer onder invloed stond van de Russische literaire traditie dan van de Britse. Maar zijn humor, tegelijkertijd scherp en afstandelijk, en zijn afkeer van sentimentaliteit, stijlkenmerken die in bijna alle alinea’s zichtbaar zijn, zijn toch echt Brits.

Gerhardie werd in het Interbellum een gevierd auteur in Groot-Brittannië, maar na 1945 zag het publiek hem niet meer staan. Hij stierf in 1977, vereenzaamd en als schrijver vergeten. Maar zijn werk is herontdekt. De uitgever van IJdelheid kondigt aan dat in 2023 Gerhardie’s belangrijkste roman, De Polyglotten, in vertaling zal verschijnen. Wie IJdelheid heeft gelezen, zal blij zijn met die aankondiging.

Hans van der Heijde

William Gerhardie – IJdelheid. Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema. Van Maaskant Haun, Zorgvlied. 230 blz.  € 20,99.