Spanjaarden in Mauthausen

Ze zijn haast vergeten, maar naar schatting 7.500 Spanjaarden belandden tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitse concentratiekampen. Meestal ging het om republikeinen die na de overwinning van Franco in 1939 naar Frankrijk waren gevlucht. Daar werden ze niet bepaald met open armen ontvangen en veelal onder dwang ingeschakeld voor zwaar werk aan de Maginotlinie. Maar toen de Duitsers in 1940 Frankrijk onder de voet liepen, belandden diezelfde Spanjaarden van de regen in de drop. Als ongewenste, stateloze vreemdelingen, of Rotspanier in nazi-jargon, werden ze gedeporteerd, hoofdzakelijk naar Mauthausen. Strikt genomen was dat geen ‘vernietigingskamp’, dat wil zeggen: de gevangenen gingen er bij aankomst niet meteen naar de gaskamer, maar moesten werken tot ze erbij neervielen. Rekening houdend met het hongerrantsoen dat ze kregen, het loodzware werk dat ze verrichten en de mishandelingen en ziekten die schering en inslag waren in het kamp, hoeft het niet te verwonderen dat maar 30% de oorlog overleefde.

Een van die overlevenden was de Catalaan Joaquim Amat-Piniella, een veteraan van het republikeinse leger. Na de bevrijding van Mauthausen trok hij naar Andorra, bang als hij was voor de repressie van Franco’s regime. Uiteindelijk keerde hij in 1946 toch schoorvoetend terug naar Barcelona, waar hij werd herenigd met zijn vrouw. De vereniging van Spaanse oud-gevangenen van Mauthausen, die hij mee oprichtte, moest nog clandestien blijven tot 1978, na de dood van Franco. De generalísimo had er immers geen belang bij dat de bevolking al te veel werd herinnerd aan de gruweldaden van een regime dat eens zijn bondgenoot was.

Amat-Piniella begon redelijk gauw aan zijn kampmemoires te schrijven, maar onder Franco mocht geen enkel boek worden gepubliceerd zonder goedkeuring van de censuur. Meermaals werd zijn manuscript geweigerd. Pas in 1963 kon het verschijnen, nadat hij een aantal passages had herschreven of geschrapt. Achteraan in het boek is het verslag van de Spaanse censuur opgenomen, en dat is de moeite van het citeren waard omdat het veel zegt over de houding van Franco’s regime ten aanzien van nazi-Duitsland:

Hij beschrijft huiveringwekkende, beschamende, onmenselijke ontberingen, waarbij het nazisme en de SS’ers overdreven zwart worden afgeschilderd. Zijn beschrijving van de Duitse concentratiekampen lijkt een exacte kopie van de Russische kampen. Maar omdat het gaat om zaken uit het verleden in een vreemd land kan het worden uitgegeven.

Opvallend aan dit boek is dat Amat-Piniella gekozen heeft voor de romanvorm, ook al wilde hij het kampleven waarheidsgetrouw beschrijven. Zijn eigen rechtvaardiging klonk als volgt: ‘door middel van de weergave van het leven van een aantal al dan niet bestaande personages kan ik een juister en levendiger beeld geven dan wanneer ik me beperk tot een objectieve beschrijving’. Professor Marta Marín-Domine ziet in haar nawoord nog meer redenen voor de romanvorm: zo zou hij hebben beseft dat de kampervaring niet in haar totaliteit, maar slechts fragmentarisch kon worden weergegeven. En het lijkt er ook wel op dat Amat-Piniella met de fictievorm wat afstand wilde creëren tot zijn onderwerp om het onzegbare, de absolute gruwel, toch onder woorden te brengen.

K.L. Reich is een sleutelroman; wat wil zeggen dat de personages fictieve namen hebben, maar verwijzen naar echt bestaande mensen. Dat maakte sommige communistische leiders, die voor lotgenoten duidelijk herkenbaar waren, destijds zelfs nogal nerveus omdat ze zich ten aanzien van andere gevangenen soms ronduit schofterig hadden gedragen. Juist dat lijkt mij het belangrijkste onderwerp van dit boek: de ontmenselijking van de gevangenen in de kampen leidde ertoe dat sommigen (met name kapo’s) zich uitgesproken wreedaardig opstelden tegenover de rest om hun eigen hachje te redden, terwijl anderen dan weer solidair bleven en hun menselijkheid konden bewaren. Niet onbelangrijk in dat opzicht is dat Spaanse communisten een belangrijke rol speelden in ondergrondse verzetsnetwerken die onder meer foto’s die als bewijsmateriaal dienden tijdens de processen van Neurenberg naar buiten hebben gesmokkeld. Aan het einde van het boek roept de schrijver dan ook ‘de triomf van de Mens over de nationaal-socialistische kampgeest’ uit.

Overigens verschilt Amat-Piniella’s boek niet zo veel van andere getuigenverslagen die na de oorlog verschenen: de ontmenselijking, smerigheid, en sadistische wreedheid zijn alomtegenwoordig. Iedereen probeert op zijn manier te overleven en zijn schamele rantsoen aan te vullen. Kunstenaar Emili doet dat bijvoorbeeld door met veel weerzin pornografische tekeningen te maken voor een SS’er, wat hem een zekere bescherming oplevert.

Misschien valt hierbij wel op te merken dat K.L. Reich vooral een interessant tijdsdocument is – als roman is de wat vlakke, puur registrerende stijl wat vermoeiend na verloop van tijd, en je moet als lezer een behoorlijk sterke maag hebben om de gruwel te doorstaan. Een willekeurige passage gaat bijvoorbeeld als volgt:

Het defilé van de aanwezigen onder de drie gehangenen vormde het derde bedrijf van de voorstelling. Men moest er in ganzenmars langs en de lijken aanschouwen. Een SS’er zag er met een zweep in zijn hand op toe dat het bevel werd gevolgd, en als iemand zijn hoofd liet hangen in plaats van het op te heffen, werd hij met zweepslagen teruggedreven. De kampcommandant hoopte dat de aanblik van het schuim op de monden, de groenige witheid van de huid en de bungelende voeten van de gehangenen tot meer discipline zou leiden.

De beschrijving van een gaskamer lijkt wel uit een catalogus te komen. Nuchter, zonder enige sentimentaliteit, beschrijft Amat-Piniella die verschrikkelijke plek:

Het vertrek zag eruit als een onschuldige douchezaal: een mozaïektegelvloer, wanden met een sierrand van glazuurtegels en zeer krachtige witte lichtbollen die aan het planfond hingen. Aan een buizenstelsel waren op regelmatige afstanden van elkaar douchekoppen bevestigd. De deur was massief en sloot luchtdicht af tegen een rubberen kozijn. Door een kijkvenster kon men van buiten zien wat er zich binnen afspeelde.

Het vervolg, waarin de doodstrijd van de slachtoffers wordt beschreven, zal ik u besparen, maar het lijkt wel alsof de schrijver de lezer meevoert naar het kijkvenster en erop toeziet dat hij zijn blik geen seconde afwendt. Geen vrijblijvende lectuur dus, maar een uitermate confronterende leeservaring.

Daan Pieters

Joaquim Amat-Piniella – K.L. Reich. Uit het Catalaans vertaald door Frans Oosterholt. Nobelman, Groningen. 338 blz. € 24,95.