De genodigden die op Willem Frederik Hermans’ honderdeerste geboortedag in De Nieuwe Kerk de presentatie van het vierentwintigste en laatste deel van de Volledige Werken bijwoonden, werden twee verrassingen bereid.

De eerste was dat Connie Palmen na het officiële gedeelte het woord nam om met een geestig optreden het Hermansjaar af te sluiten, waarna zij de aanwezigen opriep haar te volgen naar de borrel. Zo schreed zij met koning Willem-Alexander over het middenpad door de menigte hermansianen, van wie de meesten schielijk aansloten, want hoewel het een boeiende bijeenkomst was geweest, een goed glas wijn zou er nu wel in gaan.

De tweede verrassing lag voor de vertrekkenden klaar bij de uitgang. Een gemarmerde doos met magneetsluiting en in gouden letters het opschrift: Wat eraan voorafging.

In de doos: een facsimile van het notitieboekje waarin Hermans van 1941 tot 1946 bijhield wat hij zoal las, welke films hij had gezien en wat hij zich voornam te schrijven aan proza en poëzie.

Een tweede, op dezelfde wijze uitgevoerd boekje bevat de transcriptie van Hermans’ handschrift en ‘Gedachten bij de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans’, opgeschreven door uiteenlopende auteurs als Raymond Benders, de voorzitter van het Willem Frederik Hermans-instituut, vriend van Hermans en initiatiefnemer van de Volledige Werken, oud-Bezige Bij-directeur Robert Ammerlaan die in zijn jonge jaren Hermans tevergeefs enkele suggesties voor te schrijven boeken had gedaan en Bas Godska van der Spruit die vijftien was (en net als Hermans eerder leerling aan het Barlaeus Gymnasium) toen hij Hermans voor het eerst ontmoette, vier jaar voor diens dood. Er volgden brieven en logeerpartijen in Parijs.

Het nieuws van het overlijden van Hermans maakte Godska, schrijft hij in ‘…Wat er volgde / Brief aan Willem Frederik Hermans’, ‘vreselijk overstuur. Een negentienjarige total loss, voortaan ontstellend eenzaam tussen talloos veel miljoenen.’ 

Hermansiaanser kon het bijna niet, mijn eerste poging tot een novelle belandde op je Brusselse deurmat enkele dagen voor je stierf. Later zeiden ze, misschien om te troosten, dat je het nog gelezen had in het ziekenhuis. Hopelijk was mijn proza niet zó slecht, Wim, dat het je sterfbed heeft versneld…?

Godska begroef zijn literaire ambities. Zijn Hermans-archief (brieven, relikwieën en documenten) bracht hij naar zijn landhuis nabij Kiev. De brieven, schrijft Godska, heeft hij dit jaar in Nederland in veiligheid kunnen brengen: 

Honderden van je werken, handschriften en andere schatten [zijn] allemaal achtergebleven in het Behouden Huis in oorlogsgebied, tot nader order. Het lijkt wel uit jouw werk geciteerd, niet?

Hermans noteerde in 1941, toen hij negentien jaar oud was, als een van de te schrijven titels: ‘Die fijne tijden van na den oorlog’ ‘Je was de best denkbare mentor’, zegt Bas Godska van der Spruit, zevenenveertig nu, en werkend aan zijn literaire debuut.

De doos Wat eraan voorafging is een exclusieve uitgave van De Bezige Bij en het Willem Frederik Hermans-instituut en wordt niet in de handel gebracht.

Foto’s FvD