Vijftig woorden voor sneeuw en één voor broodbeleg

Dat Eskimo’s vijftig woorden voor sneeuw hebben (en hipsters voor quinoa) is natuurlijk een broodje-aapverhaal. Maar het heeft de Engelse dichter Nancy Campbell (1978) wel geïnspireerd om die Fifty words for snow, zoals de Engelse titel luidt, toch eens op te zoeken. Niet binnen de noordelijke poolcirkel, maar over de hele wereld. En dan lukt zoiets natuurlijk wonderwel. Sterker nog, dan kan er altijd nog wel eentje bij, zodat ‘fifty’ in de Nederlandse titel ruimhartig vertaald is met ‘51’. In de vertaalde editie is er een aan het Fries gewijd hoofdstukje toegevoegd. Ik kan me zo voorstellen dat dat ook bij andere vertalingen is gebeurd.

51 woorden voor sneeuw is allereerst een boek vol aardige weetjes: de berg Kailash in de Himalaya zou nog nooit beklommen zijn vanwege zijn religieuze betekenis. In 1842 bekogelden twee Franse legerofficieren elkaar met sneeuwballen op de Ras Dejen in Ethiopië. En meer van zulk wetenswaardigs.

Maar het is meer dan een weetjesboek. Nancy Campbell is niet voor niets dichter. Haar observaties zijn persoonlijk en stilistisch ijzersterk. Het hoofdstuk over de Nederlandse sneeuw is getiteld ‘Hagelslag’ en begint zo:

Sommige mensen begrijpen niet hoe ze vakantie moeten nemen. Mijn eigen familie ging eens in de vijf jaar naar het buitenland, altijd naar Nederland, zodat mijn vader, een kunsthistoricus die oude Nederlandse schilderijen bestudeerde, zijn onderzoek in het Rijksmuseum kon voortzetten. Het leek er altijd winter te zijn. We brachten het grootste deel van onze tijd binnenshuis door, meestal in de schemerige galerijen van het Rijksmuseum. Ik moet vele schilderijen te zien hebben gekregen die de Hollandse waterwegen als onderwerp hebben; de beroemde taferelen, zoals Hendrick Avercamps Winterlandschap met schaatsers, met zijn menigten rijk geklede paren en vissers – mannen en oude vrouwen en jonge kinderen schaatsen en glijden op een ijzige rivier – maar ik herinner me die niet. Ik herinner me wel een kennis van mijn vader die me een struisvogelveer gaf die feloranje was geverfd, en de ijzige duisternis op een stadsplein waar ik op een avond een sneeuwpop gemaakt heb, en de lichten van de hoge huizen die weerspiegeld werden in het stille kanaalwater. En ik kreeg er de smaak te pakken van hagelslag.

Waarna het product speciaal voor de Britse lezer nog even geduid wordt. Uitspraak en historie onder een vergrootglas. Die uitleg is nodig, want wat hagelslag betreft is Engeland een nog onontgonnen gebied, zoals onlangs mocht blijken toen de Engelse coach van onze Nederlandse voetbalvrouwen het belachelijk zei te vinden dat zijn kinderen hier chocola bij het ontbijt zouden moeten eten. Daar ging hij niet aan beginnen. De coach is vervolgens ontslagen.

Het boek noopt ook tot bescheidenheid. Waar bij andere landen aan een zekere vorm van grootsheid wordt gerefereerd, valt dat voor Nederland wat matigjes uit. Zo spreekt het hoofdstuk over het Litouws (‘’Sniegas’) over Napoleons rampzalige aftocht over de Berezina. In ‘Sastrugi’ (Russisch) gaat het over boringen naar oeroude meren. In ‘Quasa’ (Quechua, een Zuid-Amerikaanse indianentaal) over een wegennet van meer dan 30.000 kilometer door de Andes. In ‘Snie’ (Fries) over de helden van de meedogenloze Elfstedentocht van 1963. In ‘Avalange’ (Frans) over het afschrikwekkende maar tegelijk ook buitengewoon indrukwekkende natuurverschijnsel der lawines. En in het Nederlands dus over ‘hagelslag’.
Ik bedoel maar.

Jan de Jong

Nancy Campbell – 51 woorden voor sneeuw. Vertaald door Ed van Eeden. Noordboek, Gorredijk. 240 blz. € 22,50.