Huizen hebben ook een leven

Denk je oppervlakkig en van een afstand aan Italië en Rome, dan zie je vooral zeer oude gebouwen voor je, maar in de dagelijkse praktijk wonen de meeste mensen natuurlijk in woningen van veel recenter datum. Toch hebben ook die een ‘persoonlijk’ verleden, net als de huurders en eigenaren, die er grote delen van hun leven in doorbrengen. Andrea Bajani vertelt in Het boek van de huizen het levensverhaal van een man, ‘die we voor het gemak zullen aanduiden met Ik’, door met hem rond te kijken in de huizen waar hij gewoond heeft. Oude, statige panden, maar ook volle, lawaaiige appartementen en alles wat nog meer voor huis kan doorgaan.

Een woning is een heel persoonlijke plek. Je vertrekt van daaruit de wereld in en komt er bijna even zo vaak weer terug. Je kent er, zeker als kind, elke ruimte tot in detail; hoekjes, deukjes, vlekken en ook de manier waarop het daglicht binnenvalt. Je bouwt zo ongemerkt talloze herinneringen op, eveneens aan grote en kleine gebeurtenissen, liefdevolle momenten, ruzies, wat al niet.

Wanda Reisel schreef in 2010 Plattegrond van een jeugd, een boek over de vijf verdiepingen met zestien kamers en 26 vaste kasten in één huis aan de Amsterdamse Van Eeghenstraat, waar ze opgroeide. Christophe Boltanski deed iets vergelijkbaars in De schuilplaats over een statig herenhuis aan de Rue de Grenelle in Parijs, waar hij zijn jeugd doorbracht. Of Baljani veel autobiografische elementen in zijn roman heeft opgenomen is niet gemakkelijk aan te tonen, wel is duidelijk dat hij zich niet beperkt tot één huis, maar het thema veralgemeniseert tot de moeilijk te overschatten betekenis van de huizen waarin iemand zijn leven doorbrengt. Daarbij wordt het begrip huis steeds breder gedefinieerd. Zo kunnen ook een Fiat Panda, een hypotheek of een trouwring ‘huizen’ worden:

Het Huis van Vooraltijd is een ronde constructie, het heeft de vorm en de aard van een trouwring. Als architectonische vondst is het een van de meest technologisch geavanceerde: het kan verdwijnen in een handpalm, het past in een broekzak.

Het hoofdpersonage wordt door Bajani dus aangeduid met ‘Ik’, wat voor een taalgevoelig lezer voortdurend schuurt. ‘Ik loopt’ dus en naarmate het boek vordert is dat niet alleen een vondst, maar ook een licht ontregelend element. De mensen met wie Ik omgaat duidt Bajani op vergelijkbare manier aan: Echtgenote, Kind, Zus. Zo krijg je zinnen als ‘De aanblik van Kind die op de bank ligt te slapen’. Hij kan zo als schrijver meer afstand nemen, maar verliest er wel enigszins het warm persoonlijke mee. Het boek van de huizen heeft ook in andere opzichten een enigszins abstract karakter.

Anders dan het genoemde werk van Reisel en Boltanski, wil Bajani vooral iets meegeven van het opgroeien en leven in Italiaanse steden, overigens ook in Parijs, zoals velen dat ervaren moeten hebben en dat mogelijk nog steeds doen. Hij refereert aan de grote maatschappelijke opschudding na de moorden op oud-premier Aldo Moro en filmmaker Pasolini in de jaren zeventig van de vorige eeuw zonder hen met name te noemen, maar wel de bekende beelden te schetsen die in de media destijds eindeloos de ronde deden.

Bajani’s roman is een intiem, soms licht weemoedig portret van een generatie, overigens niet die van Bajani zelf, want hij is geboren in 1975, gebaseerd op de zekerheid dat menselijke herinneringen hun eigen weg gaan, door elkaar heen gaan lopen, zich mengen met elders opgedane vreugdevolle ervaringen en ergernissen of ronduit tragische indrukken. Het gezelschap dat de protagonist jarenlang had van een rond‘rennende’ schildpad is een mooie vondst, want zo’n reptiel dat oeroud kan worden heeft immers zijn huis altijd bij zich. Hij kan zich terugtrekken wanneer hij wil, maar toch een nomade zijn en doet zo een beroep op ieders verbeelding.

Hij was de trias-periode in de tuin, prehistorie die was meegekomen met de aanschaf van het huis.

Huizen in het algemeen ‘leven’ doorgaans langer dan de mens. Geen wonder dus dat we telkens weer de historische sensatie ervaren bij het aanschouwen of liever nog aanraken van een voortbestaand detail dat van vroeger jaren dateert. Denk aan Armando’s schuldige landschap of aan de Rooms-Katholieke kerk, waar relikwieën altijd al een voorname rol speelden. Bajani laat er in deze geraffineerd gecomponeerde roman geen misverstand over bestaan dat deze vaak onbewuste, maar diepe beleving van je milieu iets van alle tijden is.

André Keikes

Andrea Bajani – Het boek van de huizen. Vertaald door Manon Smits. Van Oorschot, Amsterdam. 266 blz. €23,50.