Een gespleten man

Er is weer wat aandacht voor Maurice Gilliams (1900-1982), een Antwerpse schrijver die weliswaar nog steeds hoog wordt aangeslagen, maar de laatste tijd een beetje in vergetelheid was geraakt en nog weinig wordt gelezen. Allereerst verscheen Een binnenplaats met gras, een bloemlezing van zijn werk die zeer welkom is, want eigenlijk was alleen nog Gilliams prachtige roman Elias of het gevecht met de nachtegalen – overigens werkelijk een unicum in de Nederlandse literatuur – verkrijgbaar in de boekhandel. Wie op zoek ging naar de rest van zijn verzameld werk, moest zich een weg banen in de stoffige wereld der antiquariaten. Een bespreking van Een binnenplaats met gras volgt binnenkort, maar vooreerst willen we het hebben over de biografie die Annette Portegies schreef over Gilliams.

Ik heb begrip voor het standpunt dat een literair oeuvre voor zich moet spreken en dat biografisch determinisme uit den boze is: de biografie van een schrijver is niet altijd een geschikt decodeerinstrument voor zijn werk, dat hem in zekere zin overstijgt. Toch heb ik vastgesteld dat ik Gilliams anders ben gaan lezen sinds ik kennis heb genomen van bepaalde biografische feiten.

Weerspiegeld in een waterglas is een gedegen, zeer goed gedocumenteerde biografie in een vrij klassieke, zeg maar chronologische vorm. Portegies overloopt Gilliams’ levensverhaal van bij het begin. Meteen valt dan op dat hij een bewogen leven heeft gekend. Twee wereldoorlogen maakte de man mee, en toch is daar in zijn werk weinig van te merken. Anders dan pakweg wijlen de heer Mulisch (‘Ik bén de Tweede Wereldoorlog’, weet u nog) besteedde hij in zijn werk niet veel aandacht aan dat krijgsgewoel, en terwijl zeker na die oorlog steeds meer van schrijvers werd geëist dat ze blijk zouden geven van maatschappelijk engagement, bleek Gilliams eerder een introvert type te zijn dat op zoek ging naar verstilling, iemand die zich graag terugtrok in zijn eigen wereld en zich verstopte achter zijn werk. Dat maakt een biografie in zijn geval natuurlijk wel interessant, want wat dreef die man eigenlijk?

Gilliams bleek in zijn vroege jeugd een ziekelijk, overbeschermd jongetje te zijn dat een zeer hechte band had met zijn diepgelovige moeder. Als dan blijkt dat hij later abrupt van haar werd gescheiden en naar een kostschool werd gestuurd waar hij gruwelijk werd gepest en bovendien werd misbruikt door een van de paters van het instituut, is het misschien niet helemaal verwonderlijk dat hij bijvoorbeeld in Elias of het gevecht met de nachtegalen zijn toevlucht zocht in zijn ‘verloren paradijs’: de uiterst geësthetiseerde, besloten wereld van een afgelegen landhuis waar de kwade buitenwereld op afstand kon worden gehouden. Zo leerde hij wellicht bij wijze van overlevingsstrategie de ‘poort van de verbeelding’ kennen die hij kon ‘openen waar en wanneer hij maar wilde’. Of is dat een al te freudiaanse uitleg?

De draagwijdte van dat misbruik is mij overigens niet heel duidelijk. Portegies verwijst terug naar een herinnering van Gilliams zelf: ‘Er kwam een onplezierige warmte dicht bij mijn hoofd, en ik voelde de talmende rasp op mijn gloeiende wangen van zijn ooit gladgeschoren gezicht.’ Seksueel misbruik door geestelijken was schering en inslag in Vlaamse scholen, maar uit het voorgaande citaat vind ik toch moeilijk af te leiden of het om ongewenste aanrakingen dan wel om zwaar pedoseksueel misbruik ging. Toch is het aannemelijk dat Gilliams daar een trauma heeft opgelopen. Ook de manier waarop hij de wereld zag veranderen kan een verklaring bieden voor zijn vlucht: zo veranderde de Antwerpse linkeroever van een idyllische plek waar stedelingen op zondag met een overzetbootje naartoe tuften om er in schilderachtige dorpjes te verpozen ingrijpend. De ontwikkelingsplannen waardoor overal op linkeroever zielloze hoogbouw verrees en oude dorpjes volledig werden gesloopt om plaats te maken voor de haven, dateren immers ook uit Gilliams’ tijd.

Het besef groeide ook dat ik meer affiniteit heb met Gilliams’ werk dan met zijn persoon. Dat hij niet vies was van overdrijvingen en mythologiseren stoort me niet: pakweg Curzio Malaparte durfde ook onbeschaamd te liegen, en zolang dat grote literatuur oplevert is dat prima. Maar het koketteren met zijn adellijke stamboom langs moederskant of zijn licht reactionaire trekjes wekken minder sympathie op. Wanneer in de jaren zestig en zeventig baldadige angry young men het literaire podium beklimmen en de seksuele bevrijding toejuichen, ontlokt dat bij Gilliams bijvoorbeeld de nogal kleinburgerlijke reactie dat hij een hekel had aan alles wat ‘ordinair’ en ‘onbeschoft’ is.

Verder bleek hij ook zijn eigen aandeel in zijn compleet mislukte, nooit geconsumeerde huwelijk te minimaliseren, ontkende hij het vaderschap van zijn buitenechtelijke zoon en bleek hij het nogal vanzelfsprekend te vinden dat bijvoorbeeld uitgevers die hem weinig verschuldigd waren, hem allerlei hand- en spandiensten verleenden, of dat hij goed betaalde, prestigieuze overheidsbaantjes kreeg die eigenlijk weinig om het lijf hadden. Kortom, bij momenten was Gilliams een nogal onredelijke, egocentrische man, al doet dat natuurlijk op geen enkele manier afbreuk aan zijn literair genie.

Er blijven trouwens nog wat vragen onbeantwoord. Zo is het mij onduidelijk waarom Gilliams, die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog onbesproken heeft gedragen en zich niet liet verleiden tot meeheulen met de nazi’s, toch liet overtuigen om mee te werken aan de verdediging van Jef De Belder bij diens proces wegens collaboratie, nota bene met het non-argument dat die man poëzie had vertaald van Hölderlin, Novalis en Rilke en bijgevolg een gevoelig en integer mens zou moeten zijn. Had Gilliams, die zich ‘een enkele keer ongunstig uitliet over Joden’, misschien toch heimelijk sympathie voor bepaalde katholieke, Vlaams-nationalistische kunstenaars die de kant van de Duitsers hadden gekozen? Vond hij dat de naoorlogse repressie van de Belgische staat te ver ging en dat elk streven naar Vlaams zelfbestuur of erkenning van de Nederlandse taal in België werd onderdrukt met het excuus dat een deel van de Vlaamse beweging de onvergeeflijke fout had gemaakt om te collaboreren?

Maar misschien is het niet mogelijk om een eenduidig beeld van Gilliams te schetsen, want hij was duidelijk een gespleten man. Als je oude opnames van de schrijver beluistert, blijkt hij soms van een deftig, gedragen Nederlands over te schakelen naar behoorlijk plat Antwerps, alsof nu eens zijn vooraanstaande moeder, dan weer zijn veel volksere, antiklerikale vader in hem doorklinkt. Als het ene rookgordijn wordt opgetrokken, staat er weer een ander klaar bij Gilliams.

Wat er ook van zij, bij wijze van voorbereiding op de lezing van zijn werk is deze biografie zeer lezenswaardig. Overigens is er nog een gratis podcast over Maurice Gilliams beschikbaar waarin zijn biografe Annette Portegies aan het woord komt, en dat is ook een aanrader om donkere winteravonden mee door te komen.

Daan Pieters

Annette Portegies – Weerspiegeld in een waterglas. Maurice Gilliams 1900-1982. Athenaeum – Pollak & Van Gennep, Amsterdam, 2022. 442 blz. € 34,99.