Liever deed ik nooit mee

Er komen de laatste tijd wel heel veel dode moeders voor in boeken van jonge schrijvers. Ook in Het liefdesinterbellum van Ine Boermans moet hoofdpersoon Lot – altijd een goede naam voor een hoofdpersoon, net als in Een opsomming van tekortkomingen, het debuut van Boermans – de spullen uit het huis van overleden moeder halen. Ze neemt onder meer kleding, de urn met de as hond Diesel en zakjes met het dieetpoeder Modifast mee. Die items komen als een running gag terug in deze roman, vooral als ze het graf van de moeder ’s nachts bezoekt samen met een van haar vriendjes.

Lot groeide op in Drenthe, studeerde in Groningen maar komt uiteindelijk in de hoofdstad terecht waar ze een keur aan vriendjes, van macho tot extreem saai, afwerkt. De periode tussen de geliefden door is het liefdesinterbellum, waarin het verdriet toegelaten kan worden. Je krijgt de indruk, ook door het woord ‘remournen’ dat Boermans gebruikt, dat niet alleen de verloren gegane liefde wordt betreurd, maar dat ook de rouw om de dood van de moeder zo een uitweg vindt.

Toch blijft de roman enorm oppervlakkig. Ondanks dat je in het hoofd zit van Lot kom je verbazingwekkend weinig te weten. Zij is kunstenaar, doet iets met fotografie, maar er valt geen enkele interessante gedachte te vinden over het maken van foto’s.

Erger is de stijl. De vele dialogen maken de tekst vlot leesbaar, omdat er dan veel wit op de pagina komt. Boermans heeft daarnaast de gewoonte om heel veel zinnen, vaak ultrakorte zinnen, op een nieuwe regel te beginnen. En bovenal past ze de Grunberg-truc toe: een woord minimaal drie keer laten terugkomen in een fragment. Dan krijg je wezenloze teksten vol herhalingen, zonder de ironische werking die dit stijlmiddel bij Grunberg heeft.

Lees bijvoorbeeld dit citaat waarin het woord ‘meedoen’ centraal staat.

Als ik iets verachtte, dan was het meedoen in het algemeen en meedoen aan een polonaise in het bijzonder. Liever deed ik nooit mee. Nooit. Met niks. Nog liever werd ik wel altijd gevraagd en deed ik vervolgens toch niet mee.
Aan de andere kant was ik een beetje dronken. Een staat waarin ik iets milder dacht over meedoen. Eigenlijk wilde ik nu wel meedoen. Ik dronk niet voor niks. Ik dronk om juist wel te kunnen meedoen.

Je kunt de helft van de woorden schrappen en dan nog gaat er niks verloren. Integendeel, dan zou de zeggingskracht veel sterker zijn.

Dit soort fragmenten kom je te vaak tegen in de roman. Als je het eenmaal gaat opvallen, kun je niet niet meer zien. Een woord of woordcombinatie wordt herhaald in de volgende paar zinnen. Lot zit een tijdje in China met haar tijdelijk vriend Chris.

Op de stoffenmarkt maakten ze ook kleding na. Een kleermaker maakte je eigen kledingstuk exact na in een stof naar keuze. Chris wilde graag een pak uit de kringloop laten namaken van velours.
De man bij de stoffenkraam had maar één been en zijn hond had er maar drie.
Wat gebeurt er hier toch allemaal met mensen hun benen, vroeg ik me af.
Ik moest aan de dakhond denken en aan de man zonder benen op de brug.
Ik vond ze allemaal ontzettend zielig en voelde me schuldig dat ik niet van plan was om iets bij de stoffenman te kopen.
‘Iemand zielig vinden is ontzettend ongelijkwaardig,’ hoorde ik mijn moeder zeggen.

Zo krijg je de schamele 140 bladzijden wel vol.

Coen Peppelenbos

Ine Boermans – Het liefdesinterbellum. Prometheus, Amsterdam. 140 blz. € 20,-.

Deze recensie verscheen eerder in een kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 4 november 2022.