Politiemannen zijn malloten

Politiemannen zijn malloten. Ze kieperen lastpakken in de ‘slijmerige algenpap’ van een hoofdstedelijke gracht, ze schrokken bordenvol appeltaartpunten naar binnen, ze kweken geraniums in hun burelen en, wat meer is, ze menen overal een misdaad in te zien.

Neem het vooral komische duo Grijpstra en De Gier. In hun ‘Volkswagen van het oude bolle model, slecht in de verf en met een paar onhandig bijgewerkte deukjes’, zijn ze getuige van een opstootje, op de hoek van de Brouwersgracht-Keizersgracht. In de gracht spartelt een drenkeling, die woest met een kruk om zich heen slaat. Hij blaast bellen. Het is tenslotte De Gier die hem uit het water weet te halen, maar Grijpstra ziet het meteen: de man is een moordenaar.

Vijfennegentig bladzijden lang, want zoveel bladzijden telt het door Janwiliem van de Wetering geschreven Boekenweekgeschenk [1980] De verdachte Verheugt zijn de inmiddels wereldberoemde tv-speurders Grijpstra en De Gier op zoek naar het lijk van Ria Verheugt dat grond moet verschaffen aan de sterke vermoedens dat haar man haar om het leven heeft gebracht. 

Ria Verheugt is namelijk spoorloos verdwenen met medeneming van de volledige inboedel. Geen tandenborstel heeft ze laten staan. Grijpstra had ooit een verhaal gelezen over een man die zijn vrouw met een vaas doodslaat: 

Mevrouw rolde over het tapijt terwijl ze hevig bloedde. De meneer rolde de mevrouw in het tapijt en groef een groot gat in de tuin. Hij legde de mevrouwd en het tapijt in het gat, schepte het gat dicht en zei: „Mijn vrouw heeft mij verlaten.”

Het politietweetal weet wel hoe laat het is. Frits Verheugt, de drenkeling die een kruk gebruikt omdat hij was komen te vallen en bellen blaast door de combinatie van medicijnen met alcohol, wordt verdacht van moord op zijn vrouw. De verdenking wordt versterkt door de vondst van het dode poedeltje Babette op het dak van de woning van Verheugt.

Achteraf blijkt het allemaal toch niet zo te zijn als Grijpstra en De Gier dachten. Er is zelfs geen sprake van een misdaad in de zin der wet. Maar in elk geval zijn ze door het saaie weekend heen gekomen, en kunnen ze de maandag erop – voor Grijpstra altijd een feestdag – meteen achter een echte moordzaak aan.

De oplossing daarvan houdt Janwillem van de Wetering ons nog tegoed. In de zeer korte tijd die hij er voor had, heeft Van de Wetering een onderhoudend Boekenweekgeschenk geschreven: het behoort met Mooi kado van S. Carmiggelt en Peter van Straaten, het Boekenweekgeschenk van vorig jaar  [1979], zeker tot de aardigste die de CPNB het Nederlandse lezerspubliek ooit cadeau heeft gedaan. 

De in Amerika wonende Van de Wetering heeft in zijn periode als reserve-politieman kennelijk goed geluisterd naar wat de mensen zeggen, en vooral: hoe ze het zeggen. Voor iemand die niet dagelijks Nederlands om zich heen hoort, is het knap om de dialogen zo trefzeker te laten klinken als in De verdachte Verheugt het geval is.

Janwillem van de Wetering beschikt daarbij over een bijzonder soort humor, een zeer onderkoelde galgenhumor, bijna op het flauwe af. Dit bij elkaar bezorgt de lezer een aangenaam uurtje. De enkele al te grote flauwiteit (zo heten de borsten van het barmeisje Martietje uiteraard de martietjes) moet hij maar door de vingers zien.

Om het Boekenweekgeschenk te verkrijgen, hebben de fans van Janwillem van de Wetering ongetwijfeld Op zoek naar het ongerijmde aangeschaft ‘een (zelf)portret’ dat als pocket verscheen. Van de Wetering bundelde hierin enkele verspreid gepubliceerde verhalen en essays, een uitvoerig interview door Ivan Sitniakowsky en wat curiosa. Het boek werd geïllustreerd met foto’s uit des schrijvers privé-albüm. Net als De verdachte Verheugt is het een aardige, pretentieloze uitgave.

Frank van Dijl

Janwillem van de Wetering – De verdachte Verheugt.
Janwillem van de Wetering – Op zoek naar het ongerijmde. Bruna.

Dit artikel stond op 18 april 1980 in Het Vrije Volk.

Janwillem van de Wetering (1931-2008).