Absurd, maar geen gedichten

De prozaschrijver Rob van Essen heeft de dichtbundel Alleen de warme dagen waren echt geschreven. Soms herken je in proza dat de schrijver ook een dichter is: er lijkt meer aandacht te zijn voor ritme, herhaling en klank. Andersom geldt dat echter ook: in deze bundel is de prozaschrijver Rob van Essen te herkennen. Als recensent was ik positief over De goede zoon (die de Librisprijs won) en nog enthousiaster was over de verhalenbundel Een man met goede schoenen. Wat goed is aan deze prozawerken – ze zijn precies absurd genoeg om de lezer nog mee te krijgen – werkt niet goed voor gedichten. Om het scherper te stellen: de teksten in deze bundel zijn vaak niet eens een gedicht te noemen.

Over het algemeen zijn de teksten namelijk proza-achtig. Grammaticaal lopen de zinnen prima, er wordt vaak een kleine anekdote verteld en er lijkt weinig aandacht te zijn voor stijlmiddelen die bij poëzie passen, zoals alliteratie of binnenrijm en dergelijke. Daarnaast lezen sommige gedichten als een soort mop, of absurde grap. Dat kan natuurlijk leuk zijn, maar na een keer lezen is het gedicht geheel begrepen en heeft een lezer geen behoefte het te herlezen. Het absurde dat goed werkt bij korte verhalen van Van Essen, werkt niet goed bij deze teksten. Iets absurds wekt verbazing bij een lezer, die dat accepteert en verder leest. Dat is iets anders dan meerduidigheid, wat vaak in een gedicht zit: een lezer kan het gedicht op meerdere manieren lezen, moet enige moeite doen om het gedicht te begrijpen en wil het graag meerdere keren lezen. Proza in een gedicht en een grap zijn te vinden in het volgende gedicht:

Op een winterdag in het Dudenpark

onder de Boom der Wijzen maakte ik een foto van L.
een passant vroeg of ik wist wat voor boom het was

nee, zei ik

het is de Boom der Wijzen, zei de passant

ach, zei ik, eigenlijk had ik dus zo moeten beginnen:

onder een boom waarvan ik de naam niet wist
maakte ik een foto van L.

ja, zei de passant, dat was inderdaad beter geweest
daarna liep hij door

voor de zekerheid maakte ik nog een foto van L.
nu wel degelijk onder de Boom der Wijzen

Met interpunctie en hoofdletters en zonder regelafbreking zou dit een verhaaltje zijn. Verder is de clou leuk, met de perspectiefverwisseling, maar zet die niet aan tot willen herlezen. Een ander kenmerk van proza, veel uitleggen, is ook terug te vinden in de gedichten. Bijvoorbeeld in dit gedicht:

Een kleine ijstijd

we hadden het voor elkaar
niet lang verborgen kunnen houden
als we dat al wilden

we waren zo alleen –
we waren het tellen verleerd
(we wisten niet meer wat na twee kwam)

we hadden zoveel geluk
dat we ervan uit wilden delen
(maar niemand wilde het hebben)

de wereld nu was woest en ledig
zeiden we
maar we geloofden van niet

ja het was makkelijk praten
met de mensen die het niet begrepen

we waren zo ingesneeuwd –
ze zoeken ons nog steeds

Dit gedicht begint met een zinnig enjambement: we hadden het voor elkaar, dus het is ons gelukt. Vervolgens verandert de betekenis: we hebben het toch maar aan elkaar verteld. De vraag wordt opgeroepen is of het een succes als we geen geheimen voor elkaar hebben? Ook wordt ‘we waren’ vaak herhaald. Toch is dit geen sterk gedicht, want de laatste regels van de strofes zijn allemaal wat slap. Het zijn overbodige nuanceringen, extra informatie die de lezer ook wel kan bedenken. Misschien kan de lezer van deze recensie dit gedicht proberen te lezen minus alle laatste regels van de strofes, dat vergelijken met dit gedicht en zich dan de vraag stellen welk gedicht meer oproept, spannender is.

Het ergste in de bundel is een grapje, vergelijkbaar met slechtste gedichten van Tim Hofman:

Close watch (nu is het diep genoeg)

ik hou mijn horloge dicht bij mijn hart

Hier wordt ‘watch’ van het lied ‘I keep a close watch on this heart of mine’ vertaald als ‘horloge’. Wat een slechte grap. Het beste gedicht uit de bundel dan:

De beste dagen

Verloren dagen waren ooit de beste dagen
en ook al werd je ouder, je wou dat het zo bleef.
Je vond dat iedereen zich druk maakte om de verkeerde dingen
en dat er niets te vieren viel, behalve dan de touwen
die het zaakje bij elkaar leken te houden. Je dacht
dat een onverschillige en vage somberheid het beste wapen was,
waarvoor je bovendien een eeuwigdurende vergunning was verleend.

Maar al die jaren dat je zat te weken in je eigen vuil
is het badwater langzaam veranderd in beton.

Vooral het einde maakt dit gedicht goed. Badwater verandert niet in beton, dat is té absurd, en dus wordt de lezer gedwongen om dit figuurlijk te begrijpen. Een betekenis kan zijn: de je verwerkt zijn eigen problemen niet, zodat de problemen de je vast zetten; de je gevangene wordt van zijn onverwerkte emoties. Een andere lezer kan een andere lezing hebben, en zie daar: meerduidigheid én een soort spanning in het gedicht. Dat begint overigens al bij de eerste regel, want wat maakt een dag precies ‘verloren’? Als lezer kan ik me daar een beeld bij vormen (het is dus niet hermetisch of onbegrijpelijk), maar ik kan ook wat twijfelen, wat mijmeren over de betekenis. Wat moet precies blijven? Dat de verloren dagen de beste waren? Waar staan de touwen symbool voor? Waartegen moet het wapen worden ingezet? De laatste zin van de eerste strofe is wat vreemd geformuleerd (en in de bundel lelijk afgebroken). Ritmisch loopt dit gedicht lekker, en hier en daar staat een fijne alliteratie (‘vieren viel’). Ook de binnenrijm die touwen aan houden verbindt, en daarmee de touwen ook hun werk laat doen is mooi. Hier versterkt de vorm de inhoud, iets wat in deze bundel met node wordt gemist.

Misschien is de prozaschrijver zó goed in absurde dingen schrijven die net geloofwaardig genoeg zijn om lezers mee te krijgen, dat die kwaliteiten het schrijven van beeldspraak, en een intense aandacht voor vorm in de weg staan. Deze recensent kijkt in ieder geval uit naar een nieuwe verhalenbundel van Rob van Essen.

Erik-Jan Hummel

Rob van Essen – Alleen de warme dagen waren echt. Atlas Contact, Amsterdam. 64 blz. € 19,99.