Tien verhalen en een novelle van Maxim Osipov in één bundel

Maxim Osipov (Moskou, 1963) is arts en schrijver. Osipov oefent een jaar lang een gastdocentschap uit aan de Universiteit van Leiden. In Rusland werkte hij als ziekenhuisarts in een kleine provinciestad, 101 kilometer ten zuidwesten van Moskou. Die precieze afstandsaanduiding is betekenisvol, want 101 kilometer was in de sovjet-tijd de straal van de cirkel met Moskou als middelpunt, die voor ‘ongewensten’, politieke gevangenen die hun straf hadden uitgezeten en waren vrijgelaten, verboden vestigingsgebied was. Onder de noemer Kilometer 101 zijn in de gelijknamige bundel drie verhalen opgenomen, maar die vormen pas het tweede deel, dat een min of meer documentair karakter heeft. Het veel langere eerste deel, vernoemd naar de erin opgenomen novelle Luxemburg, bevat inclusief die novelle zeven verhalen, die als fictie worden gepresenteerd. Alle verhalen komen uit het tweede decennium van deze eeuw. Het voorwoord, Sventa getiteld, is eigenlijk ook een verhaal, over een bezoek aan Litouwen, dat ook een bezoek aan Osipovs jeugd is. Sventa bevat een (dialoog-)passage die veel zegt over Osipovs literaire thema’s en die ik daarom in zijn geheel citeer:

Verbazingwekkend hoe het verleden is teruggekeerd. De zorgen die ik zo’n dertig jaar geleden had, waren dezelfde als die ik nu heb: 1) geen vuile handen maken, geen morele concessies doen, 2) de gevangenis ontlopen, en 3) niet het moment voorbij laten schieten waarop je voorgoed je biezen moet pakken. En er is diezelfde illusoire hoop: dat we op een dag wakker worden en deze hele duisternis ten einde is.

‘Verbazingwekkend hoe het verleden is teruggekeerd’: dat is het verleden van de laatste decennia van de Sovjet-Unie. Even heeft het erop geleken dat Rusland een weg in sloeg richting rechtsstaat en politieke vrijheden zou gaan respecteren. Heel even, tot de staatsveiligheidsdiensten en de georganiseerde misdaad fuseerden, de macht grepen en van Rusland een autoritaire staat maakten, gebaseerd op kleptocratische beginselen. Sindsdien moeten Russen zich permanent afvragen hoe zij die kwesties oplossen, door Osipov 1, 2 en 3 genummerd.

In sommige verhalen van deze bundel gaat het om personages die vuile handen hebben gemaakt – vaak tegen wil en dank en soms mag je wel zeggen: hebben moeten maken. In alle verhalen en ook in de meer documentair bedoelde stukken van het tweede deel lopen mensen rond die al weten dat elke hoop op niets meer dan illusies berust en fatalisme en defaitisme hebben omarmd. In zijn praktijk als cardioloog verbaast Osipov zich steeds weer over patiënten die afzien van medicatie, of daar buitengewoon slordig mee omgaan, omdat het toch niet zal helpen, of omdat ze zonder medicatie al zo oud zijn geworden en dus ook die laatste paar jaar wel zonder zullen kunnen, omdat slikken ervan betekent dat je niet kunt drinken en in het algemeen omdat ze geen antwoord meer weten op de vraag waarom ze eigenlijk hun best zouden moeten doen om verder te leven.

Eén van zijn patiënten, die een hartmedicijn slikt dat alcoholgebruik acuut levensgevaarlijk maakt, gaat met de voorspelde gevolgen op een huwelijksfeest toch aan de wodka, want zeg zou zelf, je kunt op een huwelijksfeest toch niet gaan proosten met limonade?

In Luxemburg, de titel verwijst niet naar het hertogdom, maar naar een stadje in de buurt van Moskou dat vernoemd is naar Rosa Luxemburg, de politieke denker en revolutionaire socialiste die in 1919 met Karl Liebknecht de Spartakusopstand in Berlijn uitriep en werd vermoord, vertelt Osipov over Sasja en de grote invloed van Sasja’s moeder op Sasja’s leven. Sasja is een getormenteerde man, wat hevig tot uiting komt als zijn moeder overlijdt. Hij ziet er vreselijk tegenop naar Luxemburg af te reizen om daar de urn met haar as bij te zetten. Om uit te leggen wat de oorzaak van zijn psychische nood is, komt Sasja met het begrip ‘foetus papyraceus’ op de proppen. Hij was één van een eeneiige tweeling. Blinde levensdrift moet hem, nou ja, de foetus die hij nog was, er in de baarmoeder toe hebben aangezet zijn broer te verdrukken tegen de wand. Zozeer dat die broer, toen Sasja groeide tot een flinke baby, uitgemergeld raakte, stierf en daarna in de baarmoeder in perkament veranderde. Een baarmoeder die hij als uitgedroogd boekrolletje verliet. Even eerder was Sasja als een Kaïn, een broedermoordenaar, ter wereld gekomen. Overigens is daarmee niet de plot van het verhaal verklapt: Osipov laat dit Sasja al op de eerste pagina’s van het verhaal vertellen.

Russische verhalenschrijvers, althans goede, plegen te worden vergeleken met Tsjechov. Osipov is een goede verhalenschrijver, een hele goede zelfs, die vele verrassende anekdotes in zijn verhalen weet op te dissen, maar Tsjechov is niet de eerste Russische verhalenschrijver met wie ik hem zou willen associëren. Platonov, die wel, althans qua stijl. Niettegenstaande het Russische decor van zijn verhalen is het misschien nog beter Osipov te vergelijken met hedendaagse schrijvers uit West-Europa.

Kilometer 101 is een mooie bundel, zonder verhaal dat wat flets afsteekt bij de andere: ze zijn allemaal erg goed. Uitgeverij Van Oorschot heeft voor de cover een prachtige foto gebruikt, van ene Peter Turnley.

Hans van der Heijde

Maxim Osipov, Kilometer 101. Vertaling Yolanda Bloemen en Seijo Epema. Van Oorschot, Amsterdam. 368 blz. € 25,00.