De kwade wolf van het genre

Het lukte Dola de Jong (1911-2003) niet om over haar jeugd te schrijven; de Tweede Wereldoorlog zat haar in de weg. In een nooit afgemaakt manuscript laat ze een psychiater zeggen: ‘Wat ze in hun jeugd ook hadden meegemaakt, het betekende niets meer op het moment dat ze konden eindigen als zeep of lampenkap.’ Alleen haar broer overleeft de oorlog, Dola is net op tijd gevlucht naar Tanger, waar ook haar toekomstige man, de kunstenaar Jan Hoowij naartoe komt met een bootje. Het is een tussenstation voor een overtocht naar Amerika. In En de akker is de wereld heeft ze haar ervaringen verwerkt.

Het literaire werk van Dola de Jong wordt om de zoveel tijd herontdekt. Uitgeverij Cossee heeft de romans De thuiswacht en En de akker is de wereld opgenomen in het fonds en onlangs werd ook Dans om het hart heruitgegeven. Dat De Jong als danseres begonnen is en in Amerika een tijd lang als danseres in een circus heeft gewerkt is een van de fascinerende aspecten van haar leven. In Dola, Over haar schrijverschap en de hele mikmak van Mirjam van Hengel rijst een beeld op van een vrouw die voortdurend haar zelfstandigheid blijft behouden ondanks haar vlucht, ondanks haar mislukte huwelijken en ondanks de geringschattende opmerkingen van collega-schrijvers. Zo zegt Jan Greshoff over haar dat ze ‘ook zo’n beetje schrijft’. Simon Vestdijk is eveneens zuinigjes als hij de in Amerika bejubelde vertaling van En de akker is de wereld bespreekt. Hij vertrouwt het oordeel van zijn Amerikaanse collega’s niet ‘voor wie het boek van de maand en de bestseller hoogtepunten van de literatuur zijn.’ Dola de Jong heeft voor veel moeten vechten in haar leven, maar die misogynie heeft echte literaire erkenning in Nederland wel in de weg gestaan.

Mirjam van Hengel, die eerder een biografie schreef over Leo en Tineke Vroman, houdt zich niet aan de conventies van een biograaf. Ze heeft het over de ‘kwade wolf van het genre’ als ze over de periode na de oorlog, in tegenstelling tot de periode voor de oorlog wel enorm veel informatie krijgt. Die wolf probeert haar ‘het bos van de nauwgezette beschrijvingen, feiten, chronologie en anekdoten in te trekken.’ Dat wil Van Hengel nadrukkelijk niet. Zij fictionaliseert episodes uit het leven van De Jong en kent haar zonder bronvermelding emoties toe. Daarnaast brengt ze haar eigen rol als verteller nadrukkelijk ter sprake met nutteloze terzijdes. Als Van Hengel over de de vlucht van Dola de Jong naar Tanger schrijft, trekt ze parallellen met de huidige vluchtelingencrisis en neemt daar gerust twee bladzijden de ruimte voor waarin ze ook nadrukkelijk een plaats voor zichzelf opeist:

Ik zwem in die zee. Ik ben een paar weken hier, het is heet, ’s ochtends schrijf ik en ’s middags ga ik het water in. Tussendoor denk ik aan het ongerijmde. Aaan de grote anonieme watermassa die als je erin ligt niet anoniem is maar bestaat uit die ene gold die je optilt. Aan de grote anonieme vluchtelingenmassa, de boten volgepakt met een klont lijven.

Op het einde neemt ze zelfs de pen van De Jong over en construeert in fictie de jeugdherinneringen die De Jong nooit aandurfde om te schrijven. Dat is wat hovaardig om te doen, zelfs een beetje ongepast. Hoog tijd om het werk van Dola de Jong zelf te lezen en te herlezen, daar nodigt boek gelukkig wel toe uit.

Coen Peppelenbos

Mirjam van Hengel – Dola, Over haar schrijverschap en de hele mikmak. De Bezige Bij, Amsterdam. 304 blz. € 24,99.

Deze recensie verscheen eerder in een iets kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 9 december 2022.