Het begin van de oorlog

Het uitermate naargeestige Het internaat van Serhi Zjadan speelt zich af in de Donbas-regio, waar Russische separatisten stuivertje wisselen met de Oekraïense autoriteiten om de macht. De gebeurtenissen vinden plaats in 2014 en Zjadan publiceerde dit boek in 2017, toen het westen nog de hoop had dat de Russische expansiedrift zich zou beperken tot de Krim en de Donbas-regio. Inmiddels weten we beter en leest Het internaat alsof het gisteren geschreven is.

In Zjadans roman volgen we Pavlo Ivanovytsj, ofwel Pasja. Pasja is een dertiger die lesgeeft op een school in het vak Oekraïens, in een niet nader genoemd stadje in de Donbas. Pasja maakt zich niet druk politieke spanningen zolang hij zijn werk maar kan blijven doen: ‘In paniek raken is ook weer zoiets.’ Voor het leger is hij gelukkig afgekeurd. Tegen wil en dank raakt hij toch betrokken bij de oorlog als hij zijn dertienjarige neefje op moet halen uit een internaat in een nabijgelegen stad. Doordat Pasja demonstratief geen tv meer kijkt, verneemt hij te laat dat de pro-Russische troepen aan de macht zijn gekomen in die stad, en dat zijn neefje in groot gevaar is. Plots wordt de tocht van Pasja een helletocht door bezet gebied. Een reis van drie dagen die het hele boek beslaat.

Hoewel de hoofdpersoon volwassen is, valt Het internaat te typeren als een bildungsroman. De ontwikkeling die Pasja doormaakt staat centraal. Keer op keer blijft Zjadan hameren op het apathische karakter van de leraar. Pasja is iemand die wel gestemd heeft maar niet meer weet waarop. Iemand die zich ergert aan een grofgebekte chauffeur en bij het uitstappen te veel betaalt. Hij moet steeds huilen, laat zijn tranen geen enkele keer lopen, en gaat door. Zolang je maar doet of er niets aan de hand is, is het ook zo, lijkt zijn credo. Dat niets doen tijdens een aanval op je land ook een vorm van verraad is, krijgt Pasja te horen wanneer hij op dag twee aankomt bij het internaat. Vol vuur verwijt de directrice in zijn bijzijn een onverschillige gymleraar:

Alsof het u niets aangaat. Terwijl het allang tijd was uit te maken aan welke kant u staat. Uw hele leven heeft u zich verstopt. U bent eraan gewend dat er toch niets van u afhangt, dat er altijd wel iemand voor u beslist, dat iemand anders alles regelt. Maar nu is er niemand om iets te beslissen of te regelen. Dit keer niet. Omdat u alles heeft zien gebeuren en alles prima doorhad. Maar bleef zwijgen en er met geen woord over repte. En nee, daar zal niemand u voor berechten, maar u hoeft ook niet op de dankbare nagedachtenis van het nageslacht te rekenen.

Maar nu hij de randen achter zich heeft gelaten en zich in de kern van de strijd bevindt, kan Pasja zich niet meer verstoppen. Iedere keuze die hij maakt is van levensbelang, twijfel wordt afgestraft. Wel of niet hier overnachten? Wel of niet deze straat inslaan? Deze persoon in het Russisch of Oekraïens aanspreken? De kwestie van de taal snijdt een belangrijk aspect van de oorlog aan. Er zijn pro-Russische en pro-Oekraïense inwoners in de Donbas, en iedere keer dat Pasja iemand tegenkomt is het maar de vraag in welk kamp diegene zit. Het maakt gesprekken beladen met angst. Combineer dit met de uitvoerig beschreven mistroostige omgeving, de ridiculiserende wijze waarop sommige personages worden beschreven en de gruweldaden die worden gepleegd, en je krijgt een uitermate naargeestig boek. De verteller draagt hieraan bij. Diens stem is zakelijk en zijn humor bars: ‘Ze kennen de weg allemaal. Ze zijn allemaal locals, tenslotte. Ook al kan niemand garanderen dat je onderweg niet in iemands ingeslagen hersenen trapt.’

Omdat er zo weinig lucht in het proza zit, dreig je als lezer van Het internaat ook apathisch te worden. In driehonderdvijftig pagina’s word je behoorlijk murw gebeukt. Op het moment dat de verteller aan het einde van het verhaal zijn stem afgeeft aan een ander personage, een ik-figuur wiens identiteit ik niet verklap, leefde déze lezer meteen op. Überhaupt is de slotpassage enorm krachtig en hoopgevend als je hem metaforisch leest voor de toekomst van Oekraïne. De ik-figuur heeft een puppy gevonden waarop men hem vraagt of het beestje dood is. Mooi niet, antwoordt hij. ‘Als hij groot is zal hij iedereen aan stukken scheuren.’

Martijn van Bruggen

Serhi Zjadan – Het internaat. Vertaald uit het Oekraïens door Tobias Wals en Roman Nesterenco. De Geus, Amsterdam. 352 blz. €24,99.