Een hilarische tragedie over de mens

We zijn met zoveel mensen op de wereld dat het niet vreemd is dat we elkaar in de weg gaan zitten. Hoeveel mensen op deze aardbol zouden in hun hoofd fantaseren over hoe ze een ander uit de weg kunnen ruimen? Kasper Kind, de hoofdpersoon uit Overal zit mens; een moordfantasie, een wat zonderlinge bio-ingenieur en beheerder van het bos Mirandel, voelt zich steeds meer ingesloten en belaagd door de mens, die volgens hem inmiddels overal zit, tot in de kleinste moleculen van de aarde, maar in het bijzonder door één mens, Max de Man, een publieksintellectueel en aartsmoralist. Steeds meer raakt hij erdoor geobsedeerd deze Man uit de weg te ruimen. Deze moordfantasie zet aan tot denken over onze duistere kanten en over hoe wij de aardbol aan het uitputten zijn, maar is daarnaast humoristisch en verrassend.

‘Handelen kunnen we alleen wanneer we afgaan op een fantoom’ is een uitspraak van Paul Valéry, die Petry als motto heeft gekozen voor zijn boek. Misschien is Max de Man voor Kasper inderdaad een fantoom geworden. Al zijn onmacht, woede en haat richt zich op wie hij denkt dat De Man is. Als hij hem meer als gelijkwaardig mens had gezien, had hij ook geen behoefte meer gehad om hem uit de weg te ruimen. Daarvoor moet al die haat eerst samengebald zijn in iets wat eigenlijk niet bestaat.

De roman bestaat uit twee delen: de fantasie en de moord. Dat roept een zekere spanning op. In het eerste deel maak je kennis met Kasper. Het is opmerkelijk dat hij Kind heet en Max juist De Man. Ergens kijkt hij tegen hem op en dat roept nu juist zijn agressie op. Kasper leeft in het bos Mirandel als beheerder. Hij heeft wat contact met andere mannen die hem helpen bij het beheer, maar al snel wordt duidelijk dat zij hem enigszins mijden. Dat komt vooral doordat een bekende van hen onlangs zelfmoord heeft gepleegd, waarschijnlijk als gevolg van het lijden aan Waldschmerz. Dat is een verwijzing naar Weltschmerz, maar het verwijst ook naar de pijn die we vermoeden in de natuur, om het langzaam uitsterven van die natuur en ook ons eigen verdriet daarbij. Kasper zelf lijkt er ook aan te lijden, want hij wordt iedere dag geconfronteerd met de achteruitgang van het bos waar hij bladzijdenlang over kan filosoferen. De mannen vinden Kasper harteloos, omdat hij niet over de zelfmoord spreekt en gewoon verder gaat met het werk.

Tegelijkertijd krijgt Kasper brieven van zijn zus Eva waarin ze hem vraagt vooral wat contact te zoeken met haar dochter Céline, op wie zij een beetje de grip lijkt te verliezen. Als oom kan hij haar misschien overhalen toch haar studie te vervolgen, in plaats van zich te laten beïnvloeden door haar huisgenoten. Het feit dat Eva dit verzoek doet, zorgt ervoor dat je als lezer sympathie krijgt voor Kasper en die heb je ook wel nodig om je mee te laten slepen in zijn steeds sterker wordende haat tegen De Man, met wie hij ooit een kortstondige relatie had, maar die ook de vader van Céline is.

Wat heeft Kasper nu eigenlijk tegen Max, behalve dat hij zich door hem bedrogen voelt? Max is een televisie-intellectueel die kennelijk behoorlijk wat charisma heeft en hoge kijkcijfers haalt. Kasper vindt dat Max zich aanpast aan de tijd, aan elke nieuwe hype en bekakte mediapraatjes houdt:

Want dat is wat er schuilgaat achter jouw zeemzoete publieksvleierij: heimelijke afkeer van het individu. Zo heimelijk dat je het zelf misschien niet eens doorhebt, onnozele hals die je bent. Maar wij hebben het wél door en samen met mij zeggen miljoenen als ik: gedaan met de flauwekul. Wij willen geen afkooksels van mensen zijn. Laat het beest weer spreken. Het vrije, rauwe individu met zijn onderzijde en zijn bovenzijde, zijn dagzijde en zijn nachtzijde. Dat alleen is de moeite van het redden waard. En als dat niet gered kan worden, dan kan ook de rest ons niets meer schelen, dan mag wat ons betreft de hele wereld naar de haaien gaan en mogen al die fletse idealen van jou naar de idealenhemel.

En zo raast en tiert Kasper erop los. Hij schrijft denkbeeldige brieven aan Max die hij wil voorlezen voordat hij de trekker overhaalt. Hij vraagt zich alleen nog af waarop hij zal richten: zijn borst, zijn hoofd, zijn buik? Op zijn hart. Voor je het weet is de lezer in deel twee beland: de moord. Verrassend genoeg speelt dat deel zich af op het moment dat Max er al niet meer is. Verdraaid, denk je: is het dus niet bij fantasie gebleven en heeft hij Max daadwerkelijk om zeep geholpen? Steeds meer krijg je het gevoel dat er behoorlijk wat steekjes los zijn aan Kasper.

Petry’s humor is al vanaf de eerste bladzijde tussen de regels voelbaar, maar het tweede deel is soms zelfs hilarisch. Af en toe bekruipt je wel het gevoel dat de auteur enigszins tijdrekt met de op hol geslagen ‘breinwandelingen’ van Kasper, maar misschien zijn die ook nodig om ten volle te beseffen hoe de mens inderdaad verrassend ‘overal’ zit en zo zijn ondergang tegemoet gaat.

Dietske Geerlings

Yves Petry – Overal zit mens; een moordfantasie. Das Mag, Amsterdam. 250 blz. € 22,99.