Een roze kast op een reformatorische school

Via een eerstegraads student kreeg ik de uitnodiging om als ‘buitenstaander’ in gesprek te gaan met docenten van de reformatorische school Pieter Zandt in Kampen (met ook vestigingen elders). Er waren verschillende mensen van buiten gevraagd en ik kende er, op Thomas von der Dunk, geen een van. We konden zelf een gespreksonderwerp aandragen. Ik dacht: ik moet een heikel punt aansnijden:

Elke school moet een veilige plek zijn voor iemand uit de lgbtq+gemeenschap en dat zou (onder meer) tot uiting moeten komen door een roze boekenkast in de mediatheek, waarin literatuur uit verschillende talen te vinden is die aansluit bij de belevingswereld van leden van die gemeenschap.

Ik zag wel een beetje tegen deze nieuwjaarsbijeenkomst op, want ik zou de trein van zes uur moeten hebben om op tijd in Kampen te komen en om wat demonen uit het verleden onder ogen te komen waar ik ongetwijfeld mee geconfronteerd ging worden. Voor een openlijk homoseksuele docent is een reformatorische school zo’n beetje de meest vreemde omgeving waar je terecht kunt komen. Ik keek er ook vooral met antropologische blik naar. We begonnen met het zingen van een psalm (‘Prijs den HEER met blijde galmen’) en een gebed. Er waren maar liefst drie orgels op school. De psalmen gaan in traag tempo voorbij en er wordt vooral heel hard gezongen. De vrouwen droegen rokken.

Het zou heel makkelijk zijn om deze bijeenkomst belachelijk te maken, maar de mensen die me ontvingen waren heel open en hartelijk. De mediathecaris, die mijn eerste groepje leidde, was wel een beetje bevreesd geweest toen hij mijn onderwerp voor deze dag had gelezen. Hij liet me de mediatheek zien waarin hij, samen met de ouders, verantwoordelijk was voor de aanschaf van boeken voor de onderbouw. Boeken waarin homoseksualiteit aan de orde kwam, kwamen niet in de boekenkast terecht. Later, bij het gesprek, kwam nog wel Door jou ben ik mij van Hinke van Abbema ter sprake, een boek uitgegeven door Kokboekencentrum en spelend in een christelijk milieu, maar ook dat was uiteindelijk niet door de ballotage gekomen (onder meer door onprettige scènes in de kerk). Voor boeken in de bovenbouw werd de keuze door de docenten Nederlands gemaakt en daar wordt meer rekening gehouden met de eigen verantwoordelijkheid van de leerling. Mijn student, die de tweede gespreksronde vakkundig leidde, had onder meer Het jongensuur van Andreas Burnier toegevoegd na mijn colleges vorig jaar. In sommige boeken stond voorin wel een disclaimer.

Mijn gespreksonderwerp ging over literatuur, maar ging al snel over in de veiligheid die je als individu ervaart om jezelf te outen. Het gesprek bleef heel open, maar ik kon wel laten zien dat woordgebruik (‘homofiel’, ‘ieder mens is zondig’) mij ervan weerhouden zou hebben om uit de kast te komen als ik op die school had gezeten. Iemand zei: ‘Maar ik accepteer jou wel.’ Daar moest ik wel op antwoorden dat ik dat een vreemde redenering vond, want wie was zij om mij te accepteren? Ik accepteer haar toch ook niet als heteroseksueel? Het waren, voor mij, heel oude gedachtegangen, maar het gesprek werd gelukkig nergens een confrontatie. Niet alleen ik kon mijn verhaal kwijt; ook mijn gesprekspartners kwamen met persoonlijke geschiedenissen.

Of ik geworsteld had met mijn homoseksualiteit, vroeg iemand. Ik zei dat ik in Raalte de veilige omgeving miste om uit de kast te komen, ik zat op een katholieke middelbare school, het Florens Radewijns College. Voor mezelf had ik alles wel rationeel op een rijtje, de enige acceptatie die ik tolereer is zelfacceptatie. De tijd op school heb ik als heel prettig ervaren. Ik werd op Pieter Zandt wel geconfronteerd met de leerling die een deel van zijn persoonlijkheid verborgen hield, een jong leven dat te lang aan de schaduwkant heeft gestaan. Misschien verklaart dat verleden mijn strijdbaarheid nu.

In de klas waar we gesprekken voerden stond ook een boekenkast, niet gevuld met boeken uit de eigen mediatheek, maar met boeken die leerlingen uit de openbare bibliotheek hadden gehaald. Ik zag tot mijn vreugde De Sparsholt-affaire van Alan Hollinghurst ertussen staan. Er is hoop.

Coen Peppelenbos