Schurk uit plezier

Van het begrip ‘veilige leeromgeving’ had nog niemand gehoord toen de Oostenrijks / Tsjechische schrijver Friedrich Torberg (1908-1979) in Praag het Duitse Realgymnasium bezocht. Hij slaagde er in 1928 na een ellendige schooltijd en een mislukt examen een jaar daarvoor. Gerber is de literaire verwerking van zijn traumatische ervaringen met leraren en die van talrijke andere scholieren, getuige het voorin opgenomen krantenbericht dat velen van hen destijds zelfmoord pleegden. De roman draait specifiek om de tirannieke professor Kupfer, docent wiskunde en beschrijvende meetkunde.

De gevreesde man wordt op de school van Kurt Gerber in de wandeling ‘God Kupfer’ genoemd, omdat hij als een opperwezen vrijwel absolute macht bezit en naar believen schoolcarrières kan maken of breken. En dat breken doet hij dan ook graag. Vooral de intelligente scholieren, die hem niet naar de mond praten of elk grapje met een serviele lach beantwoorden, krijgen met hem te maken. Kurt weet al voor het lesseizoen begint dat hij grote kans maakt mikpunt van hoon, spot en vernederingen te worden, waarmee het halen van zijn matura, het allesbepalende mondeling, twijfelachtig wordt.

Torberg, afkomstig uit dezelfde Joods-Praagse burgerij als Franz Kafka en bevriend met onder anderen Joseph Roth en Alfred Polgar, werd destijds bij zijn uitgever geïntroduceerd door Kafka-biograaf Max Brod, schrijven de vertalers Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen in hun informatieve voorwoord. Ze noemen daarbij ook Torbergs latere concentratiekampnovelle Mein ist die Rache (1943), waarin de kampcommandant vergelijkbare karaktertrekken blijkt te hebben als Kupfer. Gerber verscheen als Der Schüler Gerber echter al in 1930 en is, zo merken zij op, daarmee als een visionaire roman te beschouwen.

Na een stormachtige ontvangst bij het publiek en zeven vertalingen, werd het werk in nazi-Duitsland als snel verboden. Torberg kreeg door tussenkomst van de Amerikaanse PEN-club asiel in de Verenigde Staten als een van de Ten Outstanding German Writers.

Het is een zinvolle introductie tot dit werk, dat in de heel Duitse, breedvoerige bewoordingen van die tijd, langzaam toewerkt naar wat onafwendbaar is. Al vanaf de eerste bladzijden wordt Kupfer neergezet als een boosaardig en opportunistisch karakter met duivelse plannen, die voluit geniet van zijn macht:

En nu was het zover. Hij had ‘Zitten’ gezegd en een heleboel mensenwezens, een heel klaslokaal vol, ging zitten. Hij las de namen van die mensenwezens voor en ieder van hen ging staan en antwoordde met ‘Aanwezig’. Aldus was het collectief en ieder individu weer genoemd en onderworpen aan zijn wil. Er was niets gebeurd tijdens zijn aanwezigheid, alles liep vlot. Hij commandeerde en er werd gehoorzaamd. Hij zei een naam en er kwam een antwoord. Hij sprak: ‘Er kome rust!’ en er kwam rust. Hij sprak- en het werd licht om hem heen, een licht van oogverblindende autoriteit en stralende volmaaktheid. God Kupfer.

Tegenover hem zweten niet alleen de nog jonge en volkomen van hem afhankelijke scholieren, maar ook de gezinnen waaruit zij afkomstig zijn. Slagen of zakken voor de matura was niet minder dan slagen of mislukken in het leven, wat Kurts ziekelijke vader hem niet nalaat in te prenten. Maar Kurt is niet alleen intelligent en gevoelig, maar ook wat tegendraads. Vandaag de dag wordt enig verzet tegen al te gedwee gedrag juist toegejuicht, maar absoluut niet in de nadagen van de Habsburgse opvattingen. Die worden door de vertalers omschreven als ‘autoritair, prestatiegericht en ontindividualiserend’, om er aan toe te voegen dat het systeem er in wezen op uit was het kind in de ‘genormeerde mal van de volwassen modelburger’ te persen.

Torberg schetst de ongelijke strijd tussen de almacht van de docent tegenover de kinderen, die weliswaar roken en stoere beweringen doen over wat ze zoal kunnen uitrichten, in minieme stapjes, die met elkaar niet alleen een beeld schetsen van de gruwelijke omgangsvormen, maar ook doelgericht de spanning opvoeren. Een voorbeeld zijn de doorwerkende effecten van een gevreesde aantekening in het klassenboek dat, als een digitaal stigma in onze dagen, steeds opnieuw opduikt: je komt er nooit meer vanaf.

‘Gerber! Stoor me niet’

Kurt wil de vergissing corrigeren: ‘Professor, ik…’

‘Wil je weleens meteen zwijgen? Je moet je mond houden als ik je niets vraag! Begrepen?’

‘Maar, professor, het is niet waar dat ik…’

‘Wat zeg je daar? Dat het niet waar is? Dat is het toppunt! Vulpen!’

En Kupfer schrijft in het klassenboek: ‘Gerber verstoort de les met zijn geklets en geeft ondanks waarschuwingen brutale antwoorden.’ Daarna zegt hij: ‘Zo. Nu kun je gaan zitten, Gerber.’

En, met zijn gezicht naar het bord: ‘We gaan verder.’

Vanzelfsprekend speelt ook een rol dat de jonge Kurt een opgroeiende jongen is, die aan het begin van zijn leven staat en gevoelig is voor hoe anderen op hem reageren. Niet in de laatste plaats de mooie Lisa, die een spelletje met hem speelt van aantrekken en afstoten, wat Kurt er niet ook nog bij kan hebben. Zijn schoolgenoten geloven niet in haar oprechtheid, maar de jongen is blind van verliefdheid, terwijl zijn ouders jammeren over zijn tegenvallende prestaties en vermeend wangedrag en God Kupfer alles uit de kast trekt om hem te vermorzelen. De docent speelt de scholieren tegen elkaar uit, legt op elk slakje zout en vraagt net zo lang door tot alle verzet gebroken is en er een onvoldoende genoteerd kan worden.

Gerber is niet slechts het beklemmende verhaal van een reddeloos individu in een inhumaan schoolsysteem, maar in een bredere context een aanklacht tegen ongecontroleerde macht. Kupfers ‘Zitten!’ is niets anders dan het ‘Af!’ van hondenbezitters. Kupfer is een ware sadist, die ergens in deze roman dan ook ‘een schurk uit plezier’ wordt genoemd. Hij, maar ook het systeem waarin zo iemand kan functioneren wijzen de lezers bovenal op de noodzaak altijd alert te blijven op controle van welke macht dan ook.

André Keikes

Friedrich Torberg – Gerber. Vertaald door Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen. Van Maaskant Haun – Zorgvlied. 296 blz. €24,99.