Fascisme en innerlijke leegheid

In 1980 trok ik in een Berlijnse boekhandel twee dikke Rowohlt pockets van een plank, de twee delen van een kleine duizend pagina’s tellend werk van de Duitse auteur Klaus Theweleit, getiteld Männerphantasien. Wie dat helemaal niets zegt zal misschien denken dat het om een verzameling ranzig-erotische machismo-vertellingen gaat, maar dat is niet het geval, hoewel Theweleit er ook beschrijvingen van verwrongen erotische gevoelens in analyseert. Männerphantasien bevat de neerslag van Theweleits onderzoek naar de mentale wereld – ideeën, gevoelens, verlangens, afkeren, angsten – en de totstandkoming daarvan – vooral door opvoeding – van de Duitse mannen die in 1918 van de fronten terugkeerden, lid werden van een van de vele Vrijkorpsen en de revolutiepogingen van links neersloegen. De leden van een van de grootste korpsen, Brigade Ehrhardt, brachten met krijt of witte verf een hakenkruis aan op hun helm. Van de vrijkorpsen loopt een rechte lijn naar de SA, de paramilitaire tak van de NSDAP.

Wat me tot aanschaffen bewoog was Theweleits uitbundige gebruik van illustraties. Met behulp van beeldtaal – niet louter uit het eerste kwart van de twintigste eeuw, maar ook van later – wordt duidelijk gemaakt met welke preoccupaties men de wereld tegemoet trad. Enfin, dit fascinerende werk heeft me lang beziggehouden en ik herlees nog vaak passages.

Eind 2022 verscheen bij Uitgeverij Waanders Opeens geen grenzen meer, van Jos Bours (1946). In de inleiding schrijft Bours: ‘September 1978. Ik loop de boekhandel onder het stadhuis van Utrecht binnen. […] Dan zie ik twee boeken staan, die me eerder niet zijn opgevallen. Männerphantasien.’ Net als ik en als ieder ander die het openslaat trouwens, raakte ook Bours gefascineerd. In 1946 geboren in Limburg, tegen de Duitse grens aan, herkende hij in zijn eigen jeugdgeschiedenis bovendien aspecten van de mentale wereld die Theweleit analyseert.

Bours concentreert zich op één daarvan: het gevoel dat alle grenzen zijn vervluchtigd. Meermalen, in brieven bijvoorbeeld, merken de vrijkorpsmannen op dat ze slechts innerlijke leegheid (en dus: onbegrensdheid) gewaar worden, daar waar hun bewustzijn normbesef, of empathie, zoals medelijden zou moeten produceren. Elk innerlijk, moreel houvast ontbreekt. Is dat verdwenen in de loopgraven van de oorlog? Of is het er misschien nooit geweest, omdat in de opvoeding die ze als kinderen hebben gehad geen sprake was van verinnerlijking daarvan?

In Opeens geen grenzen meer vertelt Bours in het eerste deel de geschiedenis van roerige periode die begint met het onder ogen zien door het militaire opperbevel dat de oorlog verloren is en eindigt met de stabilisering van de Weimarrepubliek nadat de revolutiepogingen van links zijn verijdeld. Bours legt het perfide machtsspel van de legertop uit en laat zien hoezeer de nieuwbakken SPD-bestuurders, min of meer gemanipuleerd door de legertop, vuile handen maakte. Dat laatste mede door dankbaar gebruik te maken van de Vrijkorpsen en hun ‘witte terreur’.
Bours lijkt Theweleit in sommige opzichten te herhalen, maar hij verschilt van hem in de eerste plaats door geschiedschrijving en duidende analyse van elkaar gescheiden te houden en in de tweede door opvoeding, jeugd en adolescentie van twee belangrijke, maar zeer uiteenlopende historische figuren met elkaar te vergelijken: Bertolt Brecht en Adolf Hitler. Bij alle verschillen blijken er enkele verrassende parallellen.

In het tweede deel presenteert Bours zijn analyses en interpretatie, zich net als Theweleit baserend op romans en verhalen schrijvers die lid waren geweest van de vrijkorpsen en daar hun thematiek aan ontleenden, en aan brieven van vrijkorpssoldaten. Net als Theweleit vormt analyse van de vader-zoon relatie van deze mannen een belangrijk aangrijpingspunt. Daarna krijgt nog het dominante vrouwbeeld van die tijd en de wijze waarop dat naar voren komt in de opvattingen van de vrijkorpssoldaten Bours’ aandacht. Daarmee onderscheidt Bours zich ook van Theweleit, want Männerphantasien begint met dat vrouwbeeld, sterker: daaraan en aan direct eruit voortvloeiende subthema’s is het hele eerste deel gewijd.

Theweleit beoogde met zijn onderzoek mentale wortels van fascisme/nationaalsocialisme bloot te leggen. Weliswaar kun je met politiek-ideologische analyse aantonen dat fascisme/nationaalsocialisme helemaal geen logisch samenhangend stelsel van ideeën is en vele innerlijke tegenstrijdigheden kent, maar dan ben je alleen maar verder verwijderd van het antwoord op de vraag wat het voor velen zo aantrekkelijk heeft gemaakt. En dus ook op de vraag of en hoe het zich kan herhalen. Theweleit ging daarom te rade bij zo ongeveer alle sociale wetenschappen, bedreef semiotiek, deed aan mentaliteitsgeschiedenis en betrok psychoanalytische en pedagogische ideeën en theorieën bij zijn analyses. Overigens niet zonder aangrijpingspunten te bieden voor kritiek.

Voegt Bours wat toe aan Theweleit? Bours vertelt de geschiedenis van de paar jaar na het staakt het vuren helder en tamelijk gedetailleerd als het gaat om politieke besluitvorming in Berlijn en Kassel en om het neerslaan van de revolutiepogingen. Maar die kun je ook elders vinden, meer gedocumenteerd en uitgebreider, en dat elders zijn ook de plekken waar Theweleit aan refereert. Bours’ interpretatie en analyse in de hoofdstukken na zijn historisch overzicht lijken me geheel aan Theweleit ontleend. Blijven over Bours’ Brecht/Hitler vergelijking en een slothoofdstukje over zijn eigen geschiedenis, met daarin min of meer impliciet het (ontkennende) antwoord op de vraag of Theweleits inzichten van toepassing zijn op de (wording van) de Duitse ziel.

In 1992 verscheen Ordinary Men (gewone mannen), Christopher Brownings huiveringwekkende geschiedenis van een bataljon reservisten, doodgewone mannen van middelbare leeftijd, die in 1942 werden opgeroepen om in bezet Polen, ver achter het front, als hulppolitie op te treden. Tenzij ze dat weigerden – wat straffeloos kon – werden ze ook ingezet bij het opsporen en deporteren of ter plekke vermoorden van joden. Van de 500 weigerden 15. Van zij die meededen schreven velen brieven naar huis waarin ze, zonder blijk te geven van wroeging, verslag deden van hun opsporings- en moordpraktijken. Die ze voorstelden als het doen van hun plicht, als doen wat het vaderland van hun verlangde, en ‘dus’ als iets waar je zelfs trots op kon zijn.
Ik weet niet of Theweleit gereageerd heeft op het verschijnen van Ordinary Men. Brownings boek werpt in het perspectief van Männerphantasien interessante vragen op: gold ook voor deze gewone mannen dat ook zij niet in staat waren hun handelen innerlijk moreel te toetsen, omdat ook zij ten gevolge van opvoeding en andere socialisatieprocessen leden aan innerlijke leegheid? Het antwoord op die vraag is belangrijk, omdat het duidelijk kan maken of de opvoedingspatronen waarom het hier gaat niet alleen in de middenklasse van de burgerij heersten, maar algemeen, in alle maatschappelijke lagen, dominant waren. Helaas gaat Bours niet in op Brownings bevindingen.

In bovenstaande alinea’s heb ik nogal wat kritiek op Bours’ schouders geladen: hij doet Theweleit deels over en voegt maar weinig nieuws aan Theweleit toe. Maar alleen lezers die Männerphantasien goed kennen, zal dat opvallen. En zelfs die – ik beschouw ze maar even als uitbreiding van mezelf – zullen met belangstelling Bours’ boek lezen. Hij heeft de toch zeer gecompliceerde periode van 1917 tot 1922 in de Duitse geschiedenis helder, op toegankelijke wijze beschreven en inzichtelijk gemaakt. En zijn teksten bovendien met veel interessant fotomateriaal geïllustreerd. Als het een van Bours’ bedoelingen was om lezers van zijn boek naar de boekhandel of de bibliotheek te sturen om Männerphantasien aan te schaffen of te lenen, dan zal hij daar zeker in slagen.

Hans van der Heijde

Jos Bours – Opeens geen grenzen meer. Waanders, Zwolle. 304 blz. € 24,95.