Hongaarse zomers

‘Op enig moment worden de doden een foto in een lijstje. Alleen tijdens de slaap komen ze naar ons toe.’ Deze zinnen schrijft Zsuzsa Bánk als ze beseft dat haar overleden vader steeds minder vaak in haar bewustzijn opdoemt en alleen nog in haar dromen verschijnt. Zsuzsa Bánk (1965), Duitse met Hongaarse wortels, schrijft vooral romans. Met veel succes, ze ontving al meerdere grote literaire prijzen. In De paradijstuin, in Duitsland een bestseller, vertelt ze over haar sterke band met haar vader, over zijn dood en over wat die aan herinneringen aan hem in haar losmaakt.

Zachtmoedigheid en melancholie kenmerkten haar vader, eigenschappen die hij op zijn dochter heeft overgedragen, want ze bepalen ook Bánks stijl. Zij schrijft weliswaar in het Duits, maar haar Duits – en het Nederlands van de vertaling – lijkt in zoverre beïnvloed door Hongaars dat het geen scherpe klanken en hoekigheid kent en bij voordracht liever gefluisterd dan hardop uitgesproken wordt. Haar vader was 56’er, een van de vele jonge Hongaren die betrokken waren bij de opstand van 1956 en na de invasie van de Sovjet-Unie naar het westen vluchtten. In een opvangcentrum ontmoette hij een jonge vrouw, net als hij ook op de vlucht. Ze werden verliefd, gingen samen naar Duitsland, trouwden – hun huwelijk hield stand tot zijn dood, zestig jaar later – en bouwden een tamelijk succesvol bestaan op.

Hongarije bleef een belangrijke rol spelen in hun leven, ook al werden ze Duitsers. Lange vakanties met Hongaarse familieleden in het huis met de paradijselijke tuin van de titel aan het Balatonmeer nadat het IJzeren Gordijn was opengegaan, hielden het Hongaarse gevoel levend. Bánk vertelt over zwemmen, een flink eind het meer op, om je dan op je rug te draaien en te dobberen in de zon. Een jó úszás noemen de aan zwemmen verslingerde Hongaren dat. Het is voor hun de kern van de Hongaarse zomer.

Voor de Bánks kwam aan die Hongaarse zomers een eind toen haar vader ziek werd en langzaam maar zeker gesloopt werd door kanker. Haar zorg voor haar vader roept vele herinneringen op; Bánks wisselt in elk van de korte hoofdstukjes steeds de actualiteit van het ziekteverloop en haar zorg af met haar herinneringen aan bezoeken aan Hongarije en aan wat haar vader over zijn leven vertelt. De paradijstuin, hoewel geen fictie door Bánk toch een roman genoemd, is zonder sentimenteel te worden een warm, melancholisch, sympathiek boek.

Hans van der Heijde

Zsuzsa Bánk – De paradijstuin. Vertaald door Irene Dirkes en Lucienne Pruijs. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 256 blz. € 22,99.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 14 oktober 2022.