Natuurlijk moeten we af van het Boekenweekessay

Vanaf 1987 bestaat het Boekenweekessay naast het Boekenweekgeschenk. Het Boekenweekessay sluit aan bij het thema van de Boekenweek. Voor een paar euro heb je een handzaam boekje in je bezit en maak je, soms voor het eerst, kennis met een auteur. Deze week kwam naar buiten dat de CPNB af wil van het woord ‘essay’ en ondanks de verontwaardigde stemmen van sommige auteurs kan ik me er wel iets bij voorstellen.

De communicatieve insteek bij de CPNB is bijna altijd fout. Dat was al zo bij de opmerking van Eveline Aendekerk over Het bittere kruid (‘Kijk naar de verplichte leeslijst. Als je niet veel leest en je moet Het bittere kruid gaan lezen, dan worden al je vooroordelen over lezen bevestigd. Dan wordt vrij vakkundig het leesplezier eruit geramd.’) en dat is ook nu zo. ‘Mensen associëren het begrip met school. Bij sommigen roept het zelfs traumatische gevoelens op. En dat zijn dan nog de mensen die weten wat een essay is,’ parafraseerde Maarten Dessing de achtergronden voor het afschaffen van het woord essay die hij hoorde op een seminar over het boekenvak.

Beginnen vanuit het negatieve, het gebeurt vaak bij leesbevorderaars. Boeken zijn moeilijk, schrijvers zijn stoffig, woorden zijn onbegrijpelijk et cetera. Het essay is een mooi literair genre en lastig precies te definiëren, maar als je het woord zo ruim definieert dat zo’n beetje alles eronder valt dan schiet je er ook niets mee op. Een column is geen essay, een reisverhaal is geen essay, een polemiek is geen essay. Als je de lijst met Boekenweekessays van de laatste jaren bekijkt dan vind je een paar goede essays, maar er zit ook een makkelijk toegankelijke, maar slecht onderbouwde polemiek van Özcan Akyol tussen. Een verzameling vermakelijke columns, maar geen essay. Het warmtefort van Marieke Lucas Rijneveld had meer het karakter van een memoir. We hebben Onder het zink. Un abécédaire de Paris van Adriaan van Dis gehad, een man die zeker goede essays kan schrijven, maar dit was geen essay. We hebben iets vreemds van Nico Dijkshoorn als Boekenweekessay zien langskomen, we hebben fotoboeken en reisboeken gezien. Kortom, in veel gevallen was het Boekenweekessay geen essay. Hoog tijd om een nieuwe term te vinden.

De verdwijning van het woord essay zie je ook terug bij de P.C. Hooft-prijs. Aad Meinderts heeft het in het jubileumboek In gekroonde stoeten nog regelmatig over de P.C. Hooft-prijs in de categorie essay (naast proza en poëzie). Op de website van de prijs wordt gesproken over ‘beschouwend proza’. Een stille revolutie.

We hebben erg veel goede schrijvers van non-fictie die ik graag een ‘Boekenweekessay’ zou willen zien schrijven: Joris van Casteren, Ellen Ombre, Frank Westerman, Jan Brokken, Mariët Meester, Suzanna Jansen, Niña Weijers, Douwe Draaisma en Frits van Oostrom en ga zo maar door. Misschien moet het boekje het hele brede spectrum van non-fictie bestrijken en gewoon het Boekenweekthemaboek heten.

Coen Peppelenbos

(foto Karel van het Reve krijgt de prijs in 1982: Croes, Rob C. Anefo, Nationaal Archief, CC0)