Afgelopen vrijdag werd de roman Waar zijn de dagen voor van Koen Schouwenburg gepresenteerd. Voordat hij de schrijver interviewde, sprak Lodewijk Verduin eerst nog een laudatio uit.

Laudatio Waar zijn de dagen voor

Ik begin op 27 juli 2020. Die dag kreeg ik een e-mail met als onderwerp ‘Tha Thing’, in de bijlage een groot Word-document. Het ‘ding’ bleek een roman, nog zonder titel – de eerste versie van het boek dat u daar ziet liggen, of reeds in uw handen houdt.

Kort daarvoor waren Koen en ik met elkaar in contact gekomen. Als redacteur van Tirade stuitte ik in de inbox op zijn naam, die ik herkende van enkele puike recensies op de Reactor en Tzum. Ik las het essay dat hij had ingezonden en voelde me meteen aangesproken door de energieke, intense en persoonlijke toon, en de literaire ambitie die eruit sprak. Wat vast meehielp was dat ik even sterke gevoelens had over het onderwerp: David Foster Wallace, de auteur waar Koen zo hartstochtelijk over schreef, was ook een van mijn lievelingsauteurs.

Ik liet hem mijn waardering blijken en kaartte dit verwantschap aan, wat resulteerde in een korte, maar bijzonder uitvoerige en ronduit breedsprakige mailwisseling – het was alsof we jaren van gemiste vriendschap in twee maanden probeerden in te halen.

Op een gegeven moment kwam dus ook die roman boven tafel. Ik las hem terstond, meteen diezelfde avond volgens mij, en was opnieuw gegrepen door wat het essay in mijn ogen zo uitzonderlijk had gemaakt: de hevigheid, de enorme verteldrift, de emotionaliteit en de grote kwetsbaarheid die de auteur in zijn werk tentoonspreidde.

Het deed me denken aan Arena (L’Age d’homme) van Michel Leiris, wat ik toen ook meteen liet weten. En we zijn vandaag aanwezig bij een presentatie van Koen Schouwenburg, dus de citaten van Franse schrijvers konden niet lang achterwege blijven – daar gaan we.

Volgens Leiris had de schrijver de taak om de ‘obsessies van zijn gevoelsleven’ vast te leggen, ‘de gebreken en lafheden op te biechten waarvoor hij zich het meest schaamt,’ wat een literatuur zou moeten doen ontstaan die zich laat vergelijken met een stierengevecht: energiek, visceraal, authentiek, gevaarlijk.

Die ‘schim van stierehorens’ waar Leiris het over heeft, is op iedere bladzijde van Waar zijn de dagen voor terug te vinden. Koen gaat in deze roman all the way, legt genadeloos en minutieus zijn innerlijk bloot, en laat zien wat hij gedurende zijn leven allemaal ondergaan en overwonnen heeft. Het is een boek dat echt is, onverbiddelijk, wanhopig en, uiteindelijk, louterend. De kwesties van het hart en het hoofd die in dit zeer persoonlijke relaas aan de orde komen zijn herkenbaar en relevant voor eenieder die ooit een dag geleefd heeft, en door op schrift te stellen hoe hij daarmee om is gegaan, heeft Koen met Waar zijn de dagen voor gloedvol gedaan wat literatuur volgens onze gedeelde held David Foster Wallace altijd zou moeten doen: invoelbaar maken ‘what it is to be a fucking human being.’

Voor zijn moed bewonder ik hem mateloos, en als vriend zeg ik hem graag: van harte gefeliciteerd met de publicatie, nu echt, van je debuutroman.

Lodewijk Verduin