Officieel stierf de Chileense dichter en Nobelprijswinnaar Pablo Neruda op 23 september 1973 aan kanker. In 2011 beweerde zijn chauffeur dat Neruda kort voor zijn dood in zijn buik was geïnjecteerd. Hij zou zijn vergiftigd.

Minder dan twee weken voor zijn dood, op 69-jarige leeftijd, had een militaire staatsgreep een einde gemaakt aan de regering van Salvador Allende die door de coupplegers werd vermoord. Allende en Neruda waren bevriend.

Bij het onderzoek naar de opgegraven stoffelijke resten van de dichter, waarvan het resultaat vandaag door The New York Times naar buiten wordt gebracht, zijn giftige bacteriën gevonden die daar niet thuishoren.

Maar de eenduidige conclusie dat Neruda is vermoord, kan niet worden getrokken, aldus de onderzoekers. Hij zou ook besmet voedsel kunnen hebben gegeten. Toch zijn de vermoedens van moord niet de wereld uit, want andere slachtoffers van het dictatoriaal bewind werden mogelijk met dezelfde bacteriën om het leven gebracht. Maar dat werd pas de favoriete manier om met politieke tegenstanders om te gaan in 1976, drie jaar na de dood van Neruda.

Pablo Neruda trad in 1971 op tijdens de tweede aflevering van Poetry International in Rotterdam.

Meer in The New York Times.