Russisch absurdistisch toneel

De Russische toneelschrijver en romancier Dmitri Danilov (Moskou 1969) zei in een interview in 2021: ‘Ik kies voor de leus: kunst en sport staan buiten politiek.’ In het nawoord bij de vertaling van Danilovs toneelstuk Wat een sukkel, die Sergej! (2021) citeert de vertaler die woorden. Dat ze Danilovs argument vormen voor het zich onthouden van pregnante politieke uitspraken, is moeilijk te geloven. In Rusland kritische dingen zeggen over Poetin en Russische politiek in het algemeen is natuurlijk hoogst riskant. Dat Danilov dat niet doet, mag hem dus niet kwalijk worden genomen. Maar ik ben sterk geneigd om dat interview-citaat te interpreteren als satire. Kunst en sport zijn politiek. Iedereen, inclusief elke Rus, weet dat machthebbers kunst en sport aanwenden voor politieke, propagandistische doeleinden en doorziet hun hypocrisie als ze dat ontkennen. Je moet wel een sukkel zijn als je denkt dat kunst en sport volkomen gevrijwaard kunnen zijn van politiek. Ik geloof niet dat Dmitri Danilov een sukkel is.

Is de Sergej van Danilovs absurdistische toneelstuk Wat een sukkel, die Sergej! een sukkel? Sergej is een in zijn kleine Moskouse flat thuiswerkende softwareontwikkelaar. Een telefoontje kondigt een bezorgdienst aan, die een pakketje voor hem heeft. Sergej heeft nog niet opgehangen of ze staan al voor de deur. Inderdaad: ze, want hoewel het niet om een groot pakket gaat, zijn ze met drie man sterk gekomen. Het ontbreekt de enigszins geïntimideerde Sergej aan de moed om nee tegen te zeggen tegen de vraag binnen te mogen komen. Eenmaal binnen nemen de drie plaats op de bank en vervolgens ontwikkelt zich een soms komisch, soms volkomen absurd en soms tamelijk huiveringwekkend vraag- en antwoordspel.

Bezorgdienst? Heeft die een naam? Ja: Bezorgdienst. En zo heet de dienst al heel lang, ook al in de Sovjettijd. Hoe word je bezorger? Daar word je voor gevraagd. Waar komen deze drie vandaan? Alle drie uit de stad Drek. Drek? Nooit van gehoord, wat een rare naam, zegt die iets over de stad? Gaat het wel eens mis, het bezorgen van een pakketje? Jazeker, laatst nog overleed de geadresseerde tijdens hun bezorging. Maar geen nood, ze hebben zijn lijk ingepakt, meegenomen en in een bosje onderaan de flat begraven. Daar kraait geen haan naar.

Sommigen zullen zeggen: dat klinkt kafkaësk. Misschien hebben ze gelijk, maar bij Kafka gaat het toch vooral om wat de absurde gebeurtenissen die K. in hun greep krijgen in K.’s geest teweegbrengen: schuldgevoelens, existentiële twijfels en het gevoel niet (meer) in een normale verhouding tot de wereld te staan, of door anderen niet meer zo worden gezien.

Bij Danilov draait het, in dit leuke én verontrustende stuk althans, om de absurditeit zelve en niet zozeer om de geest van Sergej. Sergej krijgt van zijn vrouw het advies alles te nemen zoals het komt: waarom je er druk over maken dat niet één, maar drie bezorgers langskomen? En waarom heeft hij ze geen thee aangeboden?

Dit is helemaal Daniil Charms (1905 – 1942). Zou de tekst geen aanwijzingen hebben bevat dat de handeling gesitueerd is een hedendaagse postsovjet-tijd, dan zou ik ervan overtuigd zijn geweest een recent ontdekt stuk van Charms te hebben gelezen. Wat als compliment aan het adres van Danilov mag worden opgevat.

Hoe moet dit vermakelijke, maar soms beklemmende stuk worden geïnterpreteerd? Is de Bezorgdienst een postsovjet-voortzetting van ‘de organen’? Dat zou zomaar kunnen. Maar het zou ook kunnen dat de bezorgers graag die indruk willen wekken, om Sergej te intimideren. Wat uiteindelijk met dat pakketje gebeurt bracht bij mij in herinnering wat voorafging aan de tweede Tsjetsjeense oorlog. Moskou raakte toen in de greep van een reeks bomaanslagen op appartementenflats als die van Sergej, aanslagen die de staatsmedia toeschreven aan Tsjetsjeense terroristen. Omdat ze nooit werden opgehelderd, maar wel een belangrijke rol speelden bij de propagandacampagne rond Poetins ontketening van de tweede oorlog tegen Tsjetsjenië, werd door sommigen de veronderstelling geuit dat de FSB, de Russische geheime dienst, de aanslagen pleegde, of liet plegen, om steun voor Poetins oorlogsbesluit te genereren.

Maar opgepast, Danilov wekt nergens de suggestie dat er grond of aanleiding is voor zulke associaties en interpretaties. In Wat een sukkel, die Sergej! wordt de lezer/toeschouwer geen enkele interpretatierichting ingeduwd, wat overigens ook typisch is voor Charms’ werk. Dat zorgt voor een schijn van luchtigheid en komedie, een effect dat Danilov nog versterkt door de bezorgers met Sergej het ‘stedenspel’ te laten spelen (deelnemer 1 noemt een stad, zeg Groningen, deelnemer 2 moet dan een stad noemen met beginletter n, zeg Nairobi, deelnemer 3 moet dan een stad noemen met als beginletter i, zeg Irkoetsk, enzovoort, tot een deelnemer faalt).
Danilov laat het aan de lezer/toeschouwer om de schijn van luchtigheid door te prikken en aan het piekeren te slaan, in de wetenschap dat alleen sukkels niet verder kijken dan hun neus lang is.

Hans van der Heijde

Dmitri Danilov – Wat een sukkel, die Sergej!. Vertaald door Hompsy van Wijk. Plantage, Leiden. 56 blz. € 12,00.