Het boek dat je zelf moet schrijven

In haar vorige bundel, Onster Target, leek Annemarie Estor de handdoek in de ring te gooien. De wereld van de mooie dingen was voorgoed voorbij. Economisch nut, cijfermatige precisie en algoritmen bepaalden de zin van het leven en het enige wat wij nog konden doen, was ons schikken naar de onvermijdelijke, de onontkoombare abstracte wereld die van elke menselijke maat was losgezongen. Onster Target was evenwel geen aan de geest van de dichter ontsproten dystopie. Daarvoor leek hij toch net iets te veel op de wereld die wij zo goed kennen. Een wereld waar geen ontkomen aan is, omdat hij er nu eenmaal is. Maar haar nieuwe bundel, Nanopaarden megasteden, weet toch nog een weg uit de steriele woestijn te vinden. En weg uit een wereld waar

Woestelingen ontwrichten toonladders,
heethoofden verbieden metaforen,
professoren worden ontmaskerd als politici,
en de katten eten het egelvoer op.

Als een soort Alice die haar Wonderland vond, kiest ook hier de ik-figuur haar wereld, weg van de door commercie gedreven actualiteit.

We waren blind geworden voor winkels.
Hebben en geld diende nergens meer toe.

Nu we geen wimperextensions meer wilden,
specialiseerden we ons in zelfontsnapping.

Nu pas sliep de hommel
in de paarse artisjokkenbloem.

De hommel was dronkener in dieperslaap daar
dan in weer zo’n loft
van een gladjakker in een witte Opel Insignia.

Om aan de bikkelharde realiteit te ontsnappen, zul je eerst en vooral aan jezelf moeten ontsnappen, jezelf losmaken van de begeerten die de buitenwereld in je heeft opgewekt. ‘Zelfontsnapper’ heet het gedicht dan ook waar het laatste fragment uit komt. Voor deze bevrijding brengt de ik-figuur haar verbeelding in stelling.

Waar de bundel in zijn titel de grootheden ‘nano’ en ‘mega’ presenteert, begrippen uit de technologie die de zo verlangde menselijke maat inderdaad ver voorbij zijn, koppelen de gedichten ze aan ‘paarden’ en ‘steden’, waardoor ze met een eenvoudige talige ingreep ineens tot de bevatbare omgeving gaan behoren en misschien wel niet meer betekenen dan gewoon ‘klein’ en ‘groot’. Zoals in het gedicht ‘Leichte Kavallerie’, waaruit dit fragment komt:

Er bestaan geen boeken
over hoe trompet te spelen
met een bloedneus,
geen boeken
over licht dat ontstaat in een zoutmijn,
geen boeken
over hoe een dood hart
weer tot leven te wekken.

Dat boek
zal je zelf moeten schrijven,
ergens in de tijd geschreven moeten hebben
met behulp van minuscule paardjes die
bevroren lijken.

Kijk, daar heb je de nanopaarden. Maar wat veel belangrijker is, is de aansporing hoe het onmogelijke mogelijk te maken. Na bijna 75 jaar klinkt hier het ‘Credo’ van Remco Campert weer op. Als je in het onbestaanbare wilt geloven, dan zul je het zelf op moeten tekenen. ‘Dat boek / zal je zelf moeten schrijven’ echoot het gedicht Campert terug. Want dat is de rol van de poëzie. Om rivieren de berg op te laten stromen, licht in zoutmijnen te doen ontstaan en dode harten tot leven te wekken. Niet voor niets refereert Estor in haar gedicht over de dichteres Bea aan de Mesopotamische hogepriesteres Enheduanna, die zo’n tweeënhalf millennium voor Christus weleens de eerste auteur van de mensheid zou kunnen zijn. Met haar is begonnen wat in onze tijd gemakshalve over het hoofd gezien wordt.

Op het mediaplein, waar men zegt dat dichters
influencers, ja bv’s, bn’ners moeten zijn
en weekendkranten moeten vullen,
heeft niemand ooit van Bea gehoord.

Bea werkt als dichter verdekt.
Vastbesloten, voorovergebogen en virtuoos
zit zij met haar botanische trommeltje gewapend
te wroeten achterin de Binnenhof.

Waarna het gedicht nog zeven strofen lang de gelegenheid te baat neemt om Bea’s onverstoorbare arbeid te omschrijven in een lange metafoor van botanie en taal. Bea legt de vinger nauwkeurig op de zere plek. En creëert zo, net als haar schepper, een weg uit de wereld van nut en noodzaak, die een bundel geleden nog zo onvindbaar leek.

Jan de Jong

Annemarie Estor – Nanopaarden megasteden. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 72 blz. €22,99.