Niet denken maar doen

Sommige anekdotes zijn zo aanstekelijk dat ze een eigen leven gaan leiden. Zo gaat het verhaal over de ontmoeting tussen Alexander de Grote en de cynische filosoof Diogenes, waarbij de grootheerser de filosoof vroeg of hij wat voor hem kon betekenen. Diogenes, gezeten in de aardwerken pot waarin hij woonde, verzocht hem vervolgens om een stap opzij te doen. De koning stond namelijk in zijn zon. De aanstekelijkheid van de anekdote zit hem in de onverschilligheid van Diogenes’ antwoord. Die spreekt tot de verbeelding en lijkt een onverschillige wijsheid in zich te hebben. Of de ontmoeting echt heeft plaatsgevonden, is echter maar de vraag, zoals zoveel van wat er over Diogenes geschreven is moeilijk met zekerheid vast te stellen is. En zo geldt het eigenlijk voor de meeste dingen die historici aan Diogenes levensverhaal toeschrijven. Het ontwarren van dat web van elkaar soms tegensprekende beweringen is het voornaamste doel van het boek dat classica Inger N.I. Kuin over de filosoof schreef, getiteld Diogenes: Leven en denken van een autonome geest, de eerste in het Nederlands..

Het is een uitdaging om over een filosoof waarover slechts anekdotes bekend zijn een levensverhaal en een cohesief overzicht van zijn filosofische visie op te tekenen. De gangbare opvatting is namelijk dat Diogenes nooit iets op schrift heeft gezet (al laat Kuin zien dat ook dat niet onomstotelijk bewezen is). Toch slaagt Kuin erin om, door te roeien met de riemen die ze wel heeft en haar academische vaardigheden als classica in te zetten, een prikkelende filosofische biografie neer te zetten. Daarin put zij voornamelijk, maar altijd met een kritische blik, uit de biografie die de oud-Griekse biograaf Diogenes Laërtius over de filosoof schreef. Met alle mitsen en maren van dien; wat overgeleverd is van de levensloop van Diogenes is inherent onvolledig. Over zijn jeugd is weinig bekend, anders dan dat hij in Sinope geboren is. Op een gegeven moment werd hij verbannen, waarschijnlijk om valsmunterij, wat hem altijd tot een buitenstaander maakte. In die tijd was je immers banneling voor het leven. Eenmaal aangekomen in Athene nam hij de missie op zich om de geldende maatschappelijke waarden om te wentelen. Hij werd volgeling van Anthisthenes – leerling van Socrates en volgens sommigen de echte grondlegger van de cynische filosofie – alvorens een eigen filosofische school op touw te zetten waarin het opzoeken van confrontatie een van de dominante vormen was om die filosofie uit te drukken.

In het opzoeken van confrontatie komt al gelijk een van de kernwaarde van Diogenes’ filosofische visie naar voren. Voor hem was filosofie namelijk altijd iets lichamelijks. Het was zinloos in metafysische concepten te denken zoals tijdsgenoten als Plato en Aristoteles deden, filosofie moest tastbaar zijn, over het geleefde leven gaan. Daarin moeten we volgens Diogenes zo veel mogelijk gebruikmaken van wat ons als mens van nature gegeven is, en dient men wat Kuin een ‘brutale onafhankelijkheid’ noemt na te streven. Door gedurende het boek steeds terug te verwijzen naar die hoekstenen van Diogenes’ filosofie bouwt Kuin, ondanks dat de filosoof het zelf nooit op heeft geschreven, een overkoepelende filosofische program op. Zo staat het wonen in een aardewerk pot symbool voor een leven van soberheid en nederigheid. Diogenes verkoos daarnaast masturbatie boven koppelseks, omdat het verlangen en de gevoelens die bij koppelseks loskomen je afhankelijk maken van iemand anders. Begeerte maak dus onvrij, en afhankelijk zijn van iets is een van de ergst denkbare dingen. Niet genot zelf, maar het negeren van genot zorgde voor het grootste genot. Dat masturberen, evenals het doen van zijn ontlasting, deed hij en plein public, want in Diogenes ogen was het onzin dat men wel in gezelschap kon eten, maar andere lichamelijke behoeftes, die ons nota bene van nature gegeven zijn, verborgen dienen te worden.

Dat alles maakte Diogenes tot een markante figuur, en daardoor zijn de anekdotes over Diogenes die Kuin voorbij laat komen vermakelijk. De manier waarop Diogenes z’n filosofie in zijn gedrag uitdraagt blijft prikkelend, juist omdat die zo uniek is in de filosofiegeschiedenis. Strijden voor de gemeenschap wees hij bijvoorbeeld af. Men diende immers zelfvoorzienende eenlingen te zijn, dus een van de anekdotes gaat dat op het moment dat er een invasie naderde, hij de pot waar hij in woonde op en neer begon te rollen. Gevraagd waarom antwoordde hij: ‘Ik rol mijn pot op en neer zodat ik niet als enige niets doe te midden van al deze drukdoende mensen.’ Wat hijzelf deed had net zoveel zin als wat de Korinthers deden om de aanstaande invasie van de Macedoniërs tegen te houden, wilde hij maar duidelijk maken. Daarbij moet gezegd worden dat de macht van de Macedoniërs over de Korinthers op dat moment al vrijwel vaststond, maar het fundamentele punt van Diogenes was dat het voor hem linksom of rechtsom überhaupt niet uitmaakte wie de macht had.

Door de structuur die voor het boek gekozen is, om Diogenes z’n standpunten per thema te bespreken, komt het geheel soms wat verstrooid over, ook doordat er nou eenmaal weinig met zekerheid te zeggen is over Diogenes. Veel van de gemaakte punten zijn, hoewel op basis van argumenten en historische bronnen, vaak slechts ‘aannemelijk’ en niet met zekerheid te zeggen. Ook is het jammer dat een punt dat Kuin op de laatste pagina’s maakt– dat Diogenes in z’n filosofie de polis verwerpt, maar die tegelijkertijd juist nodig heeft om zijn filosofie uit te dragen – niet meer aandacht krijgt. Gelukkig weet het boek toch, in hoeverre mogelijk, een duidelijk beeld van Diogenes zijn leven en denken neer te zetten. Dankzij Kuin’s scherpe blik weet ze waar historische bronnen elkaar tegenspreken eigen interpretaties te leveren en schijnt ze haar eigen licht op de filosofische anekdotes die ze aanhaalt. Kuin grijpt naar de filosofie, geschiedschrijving en literatuur, en levert zo een afwisselend verhaal dat interessant blijft.

Diogenes heeft nooit de bekendheid van zijn tijdgenoten Plato, Aristoteles en Epicurus verkregen, maar desondanks laat Kuin zien dat zijn invloed groot is geweest. Het laatste hoofdstuk gaat over de revolutionaire denkers en doeners die door Diogenes’ radicale standpunten als inspiratie namen. Rousseau, Nietzsche, Slooterdijk en Foucault komen voorbij, evenals hedendaagse performancekunstenaars en populisten. Diogenes heeft echter nooit tot de filosofische canon toe weten te treden, waarschijnlijk enerzijds doordat het gebrek aan geschreven teksten dat traineerde, anderzijds omdat hij door de jaren heen door velen als gevaarlijke bondgenoot gezien is. De implicaties van sommige van zijn ideeën waren te radicaal. Dit boek laat duidelijk zien dat ondanks dat, zijn invloed nog steeds geldt en tot op de dag van vandaag doorvloeit.

Justin Scholtze

Inger N.I. Kuin – Diogenes: leven en denken van een autonome geest. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam. 208 blz. € 22,99.