‘Menschen zonder commentaren’

Beide seksen zijn gewoon mensen. Vrouwen zijn, net als mannen overigens, ‘menschen zonder commentaren’, aldus meer dan een eeuw geleden Wilhelmina Drukker. Een waarheid als een koe? Anno nu, na de twee feministische golven van de laatste anderhalve eeuw, moeten we vaststellen dat het streven van feminisme – de opheffing van de maatschappelijk betekenis van het biologische geslachtsverschil – weer in het defensief is geraakt.

Jolande Withuis (1949), auteur van indrukwekkende biografieën (van Pim Boellaard, Juliana, Jeanne Bieruma Oosting) en van historische studies (o.a. Opoffering en heroïek en Na het kamp, begint haar pas verschenen boek Vrouw en vrijheid met voorbeelden die illustreren hoezeer haar ongerustheid terecht is over dat in het defensief gedrongen zijn.

Op zichzelf was het al walgelijk dat een groot gezelschap gebretelde corpsstudenten anno 2022 in koor loeide dat vrouwen ‘hoeren’ zijn en ‘sperma-emmers’. Maar veel erger was dat een week later – de misogyne corpsuitspatting was al breed uitgemeten geweest in de pers – een lange rij eerstejaars (m/v) stond te wachten tot de inschrijving van het Amsterdams Studentencorps opende.

Toen nog presidentskandidaat Trump zag in 2016 zijn kansen in het geheel niet verdampen toen hij snoefde dat hij zich als rijke, machtige man jegens vrouwen alles kon permitteren (‘grab ‘m by the pussy’). Eenmaal gekozen maakte hij de Amerikaanse staatsrechtelijke bodem rijp voor het strafbaar kunnen stellen van abortus.

Sommigen denken dat, gerekend vanaf de eerste feministische golf, de maatschappelijke positie van vrouwen, in verhouding tot die van mannen, gestaag is verbeterd. Dat is een misverstand. Perioden van verbetering zijn afgewisseld met perioden van wat ik maar even het kleiner maken van vrouwen noem. Gezien het in het defensief zijn geraakt van feminisme lijkt dat laatste al enige tijd het geval.

In het essay waarmee Vrouw en vrijheid opent, getiteld Feminist, verbindt Withuis die vaststelling met de verwarring die de laatste decennia rond het begrip feminisme is ontstaan. Die verwarring heeft veel te maken met het verschijnsel dat sommigen, die opvattingen uitdragen die principieel strijdig zijn met wat feminisme is, dan wel behoort te zijn, zichzelf toch het etiket feminist opplakken.

Withuis doelt met name op degenen die in ‘vrouwelijkheid’- hier op te vatten als een verzameling gedragsbepalende gerichtheden – sekse-gebonden, ‘natuurlijke’ eigenschappen zien. Eigenschappen, helaas al veel te lang onderdrukt, die, eenmaal breed geaccepteerd, de menselijke samenleving een veel aangenamer aanzicht kunnen geven. Gaat het hier, goed beschouwd, niet slechts om een herwaardering van negatief naar positief binnen het misverstand dat vrouwen, behalve qua fysieke geslachtskenmerken, ook in velerlei ander opzicht onveranderlijk verschillen van mannen?

Vrouwen zijn sterk ondervertegenwoordigd in leidinggevende posities, ondanks het feit dat ze gemiddeld minstens even hoog zijn opgeleid als mannen. Dat kan niet anders dan het gevolg zijn van discriminatie van vrouwen.

Stellen dat meer vrouwen in leidinggevende functies gewenst is opdat de invloed van typische vrouwelijkheid de kwaliteit (hier duikt vaak het woord ‘holistisch’ op) van het leidinggeven zal verbeteren, is om meerdere redenen verwerpelijk. Het leidt de aandacht af van de principiële kwestie van discriminatie, het eist vrouwelijkheid van vrouwen, daarmee hun vrijheid inperkend en het vergeet dat vrouwelijkheid een sociaal-cultureel en dus veranderlijk product is. Denktrant, intellectuele gerichtheid, vatbaarheid voor ideeën, hoe uit ideeën gedragskeuzen voortvloeien, samen het wezen van mensen, zijn gekoppeld aan hun denkvermogen en niet aan hun geslachtsorgaan. Verwar geslacht niet met gender en verabsoluteer gender niet, noch het daaraan gerelateerde ‘identiteit’.

Vrouw en vrijheid begint met vier essays, waarvan eentje over de biografie als genre, door Withuis veelvuldig beoefend. Interessante stelling: wie niet uitgaat van fundamentele, individuele vrijheid hoeft niet te beginnen aan een biografie. Het is diezelfde individuele vrijheid die de kern vormt van feministisch streven en die een vrijheid is die mogelijk wordt door bevrijding van het keurslijf van vrouwelijkheid. Deze vier essays worden gevolgd door drie open brieven, gericht aan, respectievelijk, Ana Pauker, Roemeens communiste (1893 – 1960), Simone de Beauvoir (1908 – 1986) en Ayaan Hirsi Ali (1969). De bundel besluit met een vijfde essay, over het ‘verleidelijke misverstand’ van diversiteit. Kijk in personeelsadvertenties en stel vast dat menige werkgever bij het selecteren van nieuw personeel ‘diversiteitsbeleid’ hanteert. Lees en denk even door en zie: vrouwen worden hier beschouwd als minderheid.

Wat Withuis schrijft is goed geschreven en altijd interessant en relevant, wat mij betreft. Dat geldt eens te meer voor Vrouw en vrijheid. Dat een hoogstnoodzakelijk boek is in een tijd waarin openlijk beleden misogynie en plat seksisme weer in de mode lijken te raken, influencers mateloos succesvol zijn met de boodschap ‘wees net als ik en word jezelf’, alom sprake is van verwarring omtrent fundamentele principes van vrijheid en gelijkheid, en volledig ingepakte vrouwenhoofden als te respecteren vertoon van geloofsemancipatie worden gepresenteerd.

Hans van der Heijde

Jolande Withuis – Vrouw en vrijheid. Bezige Bij, Amsterdam. 182 blz. € 21,99.