Verslaafd aan Reve

Met zijn tweede voornaam was Gerard Kornelis van het Reve vernoemd naar zijn grootvader van moederskant, Kornelis Doornbusch, in 1853 geboren in Hoogezand. Toch gebruikte hij, toen hij als 23-jarige auteur het verhaal ‘De laatste jaren van mijn grootvader’ in De Nieuwe Stem van januari 1947 publiceerde, het halfpseudoniem dat datzelfde jaar ook op het omslag van zijn romandebuut De Avonden zou prijken: Simon van het Reve.

‘Wie leest Reve nog?’ vraagt Marc Kregting zich af in zijn beschouwing over het verhaal, ‘Nu zoveel jaren zijn voorbijgegaan’, dat in beperkte oplage verscheen bij Uitgeverij Fragment. Kregting (1965) ging voor deze uitgave uit van het opstel, dat hij in 1989 als bijna afgestudeerd neerlandicus publiceerde in Bzzlletin onder de titel ‘De wereld is een groot gekkenhuis’, naar een uitspraak van opa Doornbusch.

‘De laatste jaren van mijn grootvader’ ontmoette in 1947, maar ook later, geen of lauwe reacties. In boekvorm verscheen het voor het eerst in 1956. Daarna dook het op in de rommelbundel Een Eigen Huis (1979) en als het eerste verhaal in Verzameld werk (1998).

Kregting onderwerpt het verhaal aan een grondige studie, waarin hij – neerlandicus immers – onderscheidt maakt tussen de ik-verteller en de ik-figuur. Hij herkent verteltechnieken van de latere Reve in de tekst. Zo sorteert Reve ironie door van de onvoltooid verleden tijd ineens naar de tegenwoordige tijd te moduleren. In de wanhoop over het door zijn toedoen ter aarde storten van de vlieger van de oudere broer, ziet Kregting overeenkomsten met de latere ‘pseudo-autobiografische bekentenisliteratuur’ van Reve.

In 1989 sloot Marc Kregting zijn opstel af met een gezegde dat de grootvader bezigde als hij het ergens niet mee eens was: ‘allemaal droossies, allemaal kwekerij van niks!’ Hij voegde er toen deze verklarende noot aan toe: ‘Waarschijnlijk is droossies afgeleid van droes. Volgens Van Dale is dit woord een benaming van verschillende ziekten van eenhoevige dieren, dan wel een eufemisme voor de duivel.’ 

Intussen weet hij meer. In 1990 vroeg Karel van het Reve – het was immers ook zíjn grootvader over wie het gaat – zich af of ‘droossies’ misschien een Groningse uitdrukking was. Ook haalt Kregting nu Andreas Burnier aan, die er indertijd Gerard Reve al op had gewezen dat ‘droosje’ een Jiddisch woord is. Grootvader had volgens haar Joods-Gronings gesproken.

Op de vraag wie Reve nog leest, bekent Kregting dat hij dat zelf ook al tijden niet heeft gedaan. ‘Waarom weet ik niet eens goed. Verdrongen?’ Verderop zegt hij, enigszins spijtig: ‘Reve lijkt inmiddels gereduceerd tot racistische witte man (met pedofiele vriend). Toch is zijn fascinatie voor het oeuvre van Reve, die was begonnen met zijn studie Nederlands, niet verdwenen – daarvan getuigt dit boekje. 

Eens verslaafd, altijd verslaafd: ’Als achttienjarige las ik voor het eerst een Reve-titel, maar toen raakte ik er ook aan verslaafd, tot en met de omvangrijke, breed beschikbare secundaire literatuur aan toe.’

Frank van Dijl

Marc Kregting – ‘Nu zoveel jaren zijn voorbijgegaan’. Over De Laatste Jaren Van Mijn Grootvader van Simon van het Reve. Uitgeverij Fragment, € 19,50. Oplage 100 exemplaren.