Het moment waarop mythe en realiteit samenvallen

Antropologe Nastassja Martin onderzoekt arctische bevolkingen als ze een indringende ontmoeting heeft met een beer. Ze verblijft op dat moment bij de Evenen op het Russische schiereiland Kamtsjatka. Net als eerder op Alaska onderzoekt ze in haar etnografische veldwerk via participerende observatie hoe de mensen vorm en betekenis geven aan hun leefwereld. Alles wordt zoveel mogelijk open bekeken: een antropoloog bevindt zich immers tussen verschillende werelden. Deze vorm van sociale wetenschap schuurt door het holistische uitgangspunt en de vaak beeldende literaire stijl al dicht tegen literaire non-fictie aan. In Geloven in het wild gaat Martin nog een paar stappen verder: om haar buitengewoon transformerende ervaring te beschrijven beschouwt ze zichzelf én verbreekt ze de lineariteit van het verhaal.

Een vrouw die door een beer gebeten wordt en het weet te overleven: dat spreekt tot de verbeelding. Toch begint Martin haar werk doelbewust niet met een verslag van deze sensationele gebeurtenis:

De beer is nu al een paar uur weg en ik wacht, ik wacht tot de mist optrekt. De toendra is rood, mijn handen zijn rood, mijn opgezwollen en verscheurde gezicht lijkt zichzelf niet meer. Net als in mythische tijden heerst er onduidelijkheid.

We bevinden ons samen met de hoofdpersoon direct ná de gebeurtenis. Bovenmenselijk helder is ze, los van haar lichaam, maar er nog altijd in aanwezig. Als ze opgenomen wordt in een Russisch ziekenhuis registreert ze in flarden hoe er met haar wordt omgegaan. Met deze gefragmenteerde weergave van die eerste uren en dagen weerspiegelt Martin haar halfbewuste staat van zijn. De plaatselijke vrienden Darja, Ivan en Andrej spoeden zich naar haar toe en ook haar moeder en broer verblijven snel aan haar zijde. Na enkele operaties keert ze in de winter met haar moeder terug naar Frankrijk, waar ze in het Salpêtrière verdere chirurgische behandelingen ondergaat. Die maanden vormen het hoogtepunt van haar hellevaart. De surreële gesprekken met de afdelingspycholoog, de bizarre rationele en gecodificeerde protocollen waaraan Martin zich moet onderwerpen staan in schril contrast met de zorg die haar in Rusland ten deel viel.

Het is vooral het mythische dat ze mist in het kille westen. De psycholoog geeft geen lor om dromen. En dat terwijl zij voelt dat ze in de nacht, in de vanzelf opborrelende visioenen duidelijker kan zien, omdat ze verder kan kijken, ‘verder dan wat er zich tijdens het leven overdag rechtstreeks aan mijn zintuigen voordoet.’

Bij de Evenen spelen dromen juist een essentiële rol. Iedere dag beginnen ze fluisterend met het aan elkaar vertellen van hun dromen, want begrip van je dromen is van belang voor de keuzes die je overdag maakt. Zielen van verschillende wezens ontmoeten elkaar gelijkwaardig: in dromen spreken ze immers dezelfde taal. De archaïsche ontmoeting tussen een mens en een beer geven voor hen gestalte aan een bijzondere liminaliteit. Zij geloven dat mensen niet de enigen zij die in het bos leven, voelen, denken en luisteren. Ook geloven ze dat er om hen heen andere krachten werkzaam zijn: ‘Er bestaat hier een wil buiten de mensen om, een intentie los van de mensheid.’ Meteen nadat Nastassja hersteld is, keert ze dan ook terug naar Darja en naar ‘degenen die de problemen met beren kennen, die nog met ze praten in hun dromen; die weten dat niets toevallig gebeurt en dat levenspaden elkaar altijd om heel precieze redenen kruisen.’

Via het ik-perspectief kijkt ze steeds verder en dieper, naar dat wat verborgen is. Ze is nu een medka, iemand die half beer half mens is en die tussen de werelden leeft. Waarom kreeg ze eigenlijk meteen na aankomst bij de Evenen de naam matoecha, wat berin betekent? Hoe zit het met de koortsdromen die ze heeft gehad in de joert in Milkovo bij Andrej waarin ze droomde over een beer die haar achtervolgde, die haar opwachtte, die haar kende? Hoe onontkoombaar was haar treffen met de beer? Heeft zij onbewust zelf de confrontatie opgezocht? De oeroude mythes van de plaatselijke bevolking over animistische wezens helpen te begrijpen welke complexe metamorfose Martin ondergaat. Langzaamaan ontwart ze de codes die de wereld om haar heen gebruikt om haar ervaring te classificeren:

Op die vijfentwintigste augustus 2015 is het niet: een beer valt ergens in de bergen van Kamtsjatka een Franse antropoloog aan. Het is: een beer en een vrouw komen elkaar tegen en de grenzen tussen de werelden imploderen. Niet alleen de fysieke grenzen tussen een mens en een dier die tijdens hun confrontatie breuklijnen in hun lichaam en hoofd openen. Het is ook het moment waarop de mythe de realiteit ontmoet; waarop de droom de belichaming ontmoet.

Al jaren schrijft Martin in haar wetenschappelijke onderzoek over uiterste grenzen, over marges, liminaliteit, over het grensgebied tussen twee werelden: ‘over die zeer bijzondere plek waar je een andere macht kunt ontmoeten, waar je het risico neemt te veranderen, vanwaar een terugkeer moeilijk is.’ Deze uitermate intrigerende reis in zorgvuldig korte, poëtische zinnen (uitstekend uit het Frans vertaald door Peter Bergsma) vormt een warm manifest voor haar belangwekkende antropologische benadering. Geloven in het wild is een subliem gelaagd en hybride verhaal, waarmee Nastassja Martin overtuigend aantoont dat enkel een veelstemmige benadering van de werkelijkheid échte betekenis verleent.

Miriam Piters

Nastassja Martin – Geloven in het wild. Vertaald door Peter Bergsma. Koppernik, Amsterdam. 148 blz. € 19,50.