Wat je denkt te zien

In drie dagen tijd waren alle 450.000 beschikbare toegangskaarten voor de Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum verkocht. Dat hij 348 jaar na zijn sterven nog zo populair kon zijn, had deze zeventiende-eeuwse schilder nooit kunnen vermoeden. Nils Büttner, hoogleraar middeleeuwse en moderne kunstgeschiedenis aan de Staatliche Akademie der Bildenden Künste in Stuttgart, geeft in Vermeer; de schilder die de tijd stilzet een mooi inkijkje in het leven en werk van Johannes Vermeer. De afbeeldingen van de schilderijen zijn in het boek opgenomen en de binnenkant van de omslag bevat het prachtige ‘Gezicht op Delft’ en ‘Vrouw met parelsnoer’. Büttner verstaat de kunst om ook de leek inzicht te geven in het mysterie van Vermeers schilderijen en de lezer het gevoel te geven dat hij zojuist naar een tentoonstelling is geweest.

Heel treffend begint Büttner met een lang citaat uit De gevangene van Marcel Proust, waarin de Franse schrijver Bergotte, ernstig lijdend aan uremie, afreist naar het museum van Den Haag om daar ‘Gezicht op Delft’ van de Hollandse schilder Vermeer te zien. Nadat hij het kleine gele muurvlak in dit schilderij heeft gezien, sterft hij. Diverse lezers van Proust zijn, als in een pelgrimstocht afgereisd naar Den Haag om dit muurvlak te zien, dat echter helemaal niet in het schilderij zit. ‘Wat blijft, was het collectieve inzicht dat Vermeers schilderijen zo ontzettend mooi zijn dat je er zelfs voor zou willen sterven,’ schrijft Büttner. Uit het hele boek blijkt echter dat in de loop van de eeuwen mensen steeds tot nieuwe inzichten komen bij het kijken naar deze schilderijen. Wat voor de meeste kijkers lastig blijkt, is het werk te bekijken in de context waarin het ontstaan is. Is het wel mogelijk om je eigen tijd en ervaringen los te laten? Mensen zijn in staat om van alles te zien in het schilderij, wat niet per se op het schilderij afgebeeld staat.

Helder, overzichtelijk en onderhoudend brengt de auteur in kaart welke feiten over Vermeers leven bekend zijn en wat die feiten kunnen zeggen over zijn werk en de omstandigheden waaronder dat ontstaan is. Zo zijn er notariële aktes bewaard gebleven waarin staat dat er twee schilderijen zijn overgeleverd aan de bakker, waarmee de rekening van 617 gulden en 6 stuivers voor geleverd brood vernietigd werd.

Vanuit het leven van Vermeer gaat de auteur over op de verschillende werken. Er is aandacht voor de techniek van het schilderen, die op een begrijpelijke manier wordt uitgelegd. Zo zijn nogal eens wat vrouwen afgebeeld die huishoudelijk werk doen, zoals ‘Het melkmeisje’. Als je goed naar de kleurvlakken kijkt, zie je dat die zijn opgebouwd uit ontelbare minuscuul kleine gele en bruine puntjes. Uit materiaal­technisch onderzoek blijkt dat het om geel loodtingeel gaat. De diepblauwe kleur van het schort van het melkmeisje is in een reproductie nauwelijks na te bootsen, omdat Vermeer over een monochrome onderschildering een doorschijnende laag schilderde van pigment uit gemalen lapis lazulli. Kleur en licht worden zelf ‘het eigenlijke onderwerp van het schilderij, waarop de dingen een geheimzinnige helderheid krijgen zonder dat het karakter van het natuurlijke zonlicht wordt opgeheven.’

Veel mensen hebben geprobeerd de personen achter de ‘tronies’ (gezichten) te achterhalen en zagen bijvoorbeeld in ‘Het meisje met de parel’ het uit de archieven bekende dienstmeisje Tanneke Everpoel. Büttner legt aan de hand van allerlei historische bronnen uit waarom het veel waarschijnlijker is dat het om fictieve personen ging. Uit de gezichten viel vaak een gemoedstoestand af te lezen, die aanleiding tot een gesprek kon zijn of tot reflectie op deugdzame eigenschappen en karakters. Sowieso zit er achter schilderijen uit die tijd vaak een hele moraal, die voor de moderne kijker vaak lastig te doorgronden is. Büttner laat zien dat bepaalde voorwerpen die om de figuren heen staan of hangen, zoals een schilderij in het schilderij, een landkaart aan de muur, een glas wijn op de tafel, een appel of een slang op de grond, vaak een symbolische betekenis hebben, waardoor uit het schilderij een bepaalde moraal te lezen valt. Zo zou het gebaar van de astronoom op het gelijknamige schilderij, die zijn hand uitstrekt naar de hemelbol, zonder zich bewust te zijn van het invallende licht, een waarschuwing kunnen zijn. ‘De maan willen grijpen’ was een gezegde dat stond voor ‘het onmogelijke willen doen’. Voor de vrome tijdgenoot van Vermeer zou dat heel herkenbaar zijn geweest, want in preken werd vaak gewezen op het gevaar van de wetenschap, die zich te veel zou richten op het zichtbare, waardoor zij het onzichtbare uit het oog zou verliezen.

Büttner sluit af met ‘De Emmaüsgangers’, een vervalsing die aan Vermeer was toegeschreven. Ook daarmee laat hij zien hoe je de hand van de meester in een schilderij denkt te zien, als je in de veronderstelling verkeert dat het werk ook daadwerkelijk van die meester is. Hoe tastbaar en onomstotelijk een schilderij ook lijkt te zijn, een groot deel van het kijken ernaar bestaat toch uit onze verbeelding. Het is een waar genoegen om onder leiding van een kenner als Büttner voor even stil te staan bij al die prachtige werken van Johannes Vermeer, die op zijn beurt de tijd wist stil te zetten.

Dietske Geerlings

Nils Büttner – Vermeer; de schilder die de tijd stilzet. Vertaald door Marten de Vries en Merel Leene. Meulenhoff, Amsterdam. 176 blz. € 20,99.