Vijfendertig unieke polderbewoners

Gefascineerd door de onherbergzame landschappen en bijzondere dieren in het Hoge Noorden ontwierp Marieke ten Berge verrassende linosneden, die verzameld werden in Noord (2021). Voor Polder – de titel doet het al vermoeden – vond de Nederlandse illustratrice haar inspiratie dichter bij huis.

Ook dit buitenformaat non-fictieboek kent een overzichtelijke opbouw: telkens wordt een dubbele bladzijde aan een bijzonder dier uit de polder gewijd. 35 dieren, op alfabetische volgorde, stellen zich aan de (voor)lezer voor, van bever en boerenzwaluw over grutto en smient tot lepelaar en zeggekorfslak. Elke paginagrote linosnede wordt begeleid door wetenschappelijke informatie. De polderdieren nemen daarbij expliciet het woord en spreken de (voor)lezer zelfbewust aan. De informatieve waarde wordt verrijkt via een bijgevoegd kader met wetenswaardigheden, zoals soortnaam, lengte en gewicht en verspreidingsgebied. De beschermingsstatus geeft aan in welke mate de dieren in Nederland, maar ook internationaal bedreigd zijn.

De ware blikvangers vormen vanzelfsprekend de linosneden, die ondanks de gebruikte techniek een sterk dynamisch elan uitstralen. Marieke ten Berge schept robuuste dierenfiguren en maakt daarbij – eigen aan de linosnede – abstractie van een overdaad aan details. De illustratrice beperkt zich daarbij tot basale kleuren en aardse tinten, wat me geen sinecure lijkt, maar in de praktijk prima uitpakt. De veelal expressieve mimiek verhoogt de authenticiteit van de portretten. Andermaal doet Marieke ten Berge met relatief weinig middelen erg veel.

Vormen de rijkgeschakeerde illustraties ware eyecatchers, zo blijft de tekst op dat vlak helaas achter. Eva Moraal, bekend van de dystopische young adult Overstroomd (2015), doet vooral haar best om de dieren als wat bijdehante antropomorfe wezens te karakteriseren. Qua toonzetting lijken de vijfendertig monologen echter te sterk op elkaar, worden zelfs inwisselbaar, wat geen eer doet aan de eigenheid van de geportretteerde dieren. Nochtans heeft de auteur zich grondig ingelezen en biedt ze een keur aan boeiende wetenswaardigheden. Zo ervaren we dat de grootste beverdam ter wereld maar liefst acht voetbalvelden meet en daardoor zelfs zichtbaar is vanuit de ruimte. Torenvalken worden vaak ‘biddend’ gesignaleerd, maar dat blijkt een foutieve interpretatie van ‘preying’ (op prooien jagen) als ‘praying’ (bidden). Mollen ruiken dan weer in stereo; hun beide neusgaten vangen apart geuren op. Interessant zijn ook de etymologische verkenningen van dierennamen, bijvoorbeeld over het bokje, de allerkleinste soort snip:

Ik ben de allerkleinste snip. Dat hoor je aan mijn wetenschappelijke naam, minimus. Trouwens, daarin zit ook verstopt dat ik me goed weet te verbergen. Lymnocryptes komt uit het Grieks en betekent ‘schuilhouden in een poel’. En laat dat nu mijn specialiteit zijn.

Het is wel vreemd dat – wars van etymologische verklaringen – zowat bij elk dier ook aan de Engelse soortnaam gerefereerd wordt; de precieze reden voor die taalkeuze worden nergens in de tekst gemotiveerd.

Bijna alle dieren nemen een kritische houding tegenover de mens aan; zo klaagt de reiger bv. over het feit dat hij wordt opgejaagd door de mensen als hij eens een visje steelt. De boerenzwaluw stelt de klimaatverandering aan de kaak en de das hekelt de jacht. Dat leidt meermaals tot humoristische passages, bijvoorbeeld wanneer de bever het woord neemt:

Er gaan nog meer vreemde verhalen over mij rond. Omdat mijn, eh, ballen van de buitenkant haast niet zichtbaar zijn, dachten jullie lang dat ik ze eraf beet en de verbaasde jager voor de voeten gooide, om er vervolgens vandoor te gaan. Tja, wat kan ik zeggen?

Behalve de kritische noot geeft de auteur ook enkele tips om het voortbestaan van de polderdieren te garanderen, al blijft het in de praktijk bij wat gratuite raadgevingen. Hoe terecht de kritiek bovendien ook moge zijn, de herhaling ervan werkt al snel wat zeurderig, temeer omdat de auteur weinig doordachte oplossingen aanreikt. Een kaart van poldergebieden om dieren te spotten, een overzicht van bronnenmateriaal en een eenvoudig register maken de informatieve waarde compleet.

De taal is vrij eenvoudig en de teksten werden duidelijk met een zo ruim mogelijk doelpubliek voor ogen geschreven. Dierenboeken blijven het nu éénmaal goed doen bij jonge(re) lezers, en daarmee wordt sterk rekening gehouden in Polder. Vaktermen als grondelen, lek, rekel, sonar en roestplaats worden passend vanuit de context verklaard. Storend is het feit dat de dierenportretten een gedegen, coherente structuur missen. Moraal weeft een amalgaam aan losse weetjes aan elkaar, zonder dat hieraan een doordachte structuur ten grondslag ligt. En dan is jammer, want de informatie an sich is doorgaans wel boeiend. Nu nodigt Polder op tekstueel vlak voornamelijk tot grasduinen uit.

De prachtige linosneden in Noord bleven niet onopgemerkt; het boek werd genomineerd voor de Jan Wolkers prijs 2021 en in 2022 bekroond met een Zilveren Penseel en De Premio Andersen, een prestigieuze Italiaanse jeugdboekenprijs, in de categorie ‘Informatief jeugdboek’. Ik hoop oprecht dat de magnifieke illustraties in Polder minstens eenzelfde eer te beurt mogen vallen.

Jürgen Peeters

Marieke ten Berge en Eva Moraal – Polder. Lemniscaat, Rotterdam. 88 blz. € 19.99.