Als de werkelijkheid je jeugd verdrijft

Bij het ontstaan van de wereld is de vierde roman van de Sloveense auteur Drago Jančar (Maribor 1948) die in een Nederlandse vertaling verschijnt. In Bij het ontstaan van de wereld ontdekt de verteller, de jonge Danijel, hij heeft nog net niet de geslachtsrijpe leeftijd bereikt, dat de sterkste drijfveer van mensen liefde is. Maar ook dat die drijfveer zeer destructief gericht kan zijn.

Het verhaal speelt zich af in een Sloveens stadje rond het jaar 1960. De herinneringen aan de oorlog zijn nog zo sterk dat ze als kader dienen voor het perspectief op de actuele werkelijkheid. Slovenië is een deelrepubliek van de communistische Joegoslavische federatie, geleid door de “Witte Maarschalk”, genoemd naar het uniform dat Tito tijdens officiële gelegenheden placht te dragen. Echte communisten lijken er niet veel te zijn en veel vertrouwen in de communistische bestuurders ook niet, maar Tito wordt op handen gedragen. Zeker door Danijels vader en diens vrienden, die tijdens de bezetting tegen de Duitsers vochten in Tito’s partizanenleger.

Deze communistische staat moet niets van de (katholieke) kerk hebben. Veel Slovenen ook niet (meer), trouwens. Maar Danijels moeder gaat, tot verdriet van haar man, nog wel ter kerke en op haar verzoek gaat Danijel zondags naar het religieklasje. Zijn vader mag dat niet weten, maar die pleegt dan zijn roes uit te slapen. Zonde en de vraag wat wel en wat niet op te biechten houden Danijel soms uit de slaap. Zijn verhouding tot de pastoor vormt een tweede vertellaag in deze roman.

In de vroege lente arriveert een jonge vrouw in het stadje, die de woning onder die van het gezin van Danijel betrekt. Prompt wordt hij verliefd op deze Lena en hij laat geen kans onbenut om haar te begluren. Tot hij ineens een paar enorme mannenschoenen in haar kamer ziet staan. Ze blijken van Pepi te zijn, de loodgieter en klusjesman die over de hoogste daken durft te klauteren om bliksemafleiders aan te leggen.

Gelukkig is er Vasilka, een klasgenootje, met wie Danijel het goed kan vinden. Je zou het verkering kunnen noemen, maar dit is een liefde nog zonder enige lichamelijkheid, zelfs van een zoentje af en toe komt het niet. Hoe anders gaat dat bij Lena. Een besnorde gladakker meldt zich bij haar als Pepi elders aan het werk is en ook zijn schoenen staan dan naast haar bed. Dat kan niet goed gaan. Sterker, het lijkt wel alsof daarna niets meer goed gaat in Danijels omgeving. Soms omdat mensen kwaad willen aanrichten, soms omdat het noodlot toeslaat.

Bij het ontstaan van de wereld is een verzameling van met elkaar verknoopte verhalen, die allemaal een slechte afloop kennen, het ene slechter dan het andere weliswaar. Het lijkt alsof Jančar wil zeggen: te jong nog voor werkelijk begrip leefde Danijel in een min of meer idyllische wereld, maar nu hij de jaren des onderscheids bereikt, maakt de werkelijkheid zich met al haar ellende en haar rampen aan hem kenbaar. Zo gaat dat nu eenmaal. Is dat een reden om bang te zijn? Natuurlijk, maar dat tegen jezelf uitspreken maakt de angst misschien draaglijk:

Als Danijel dat zegt, als ik hoor hoe hij dat fluistert, lijkt hij minder bang en als ik dat opschrijf, voel ik zelf ook minder angst. Want het is opgetekend, dat is het woord. Iets anders is niet mogelijk, buiten en zonder het woord kan niets bestaan. Danijel weet dat het zowel aan het begin als aan het einde zo is, het kan niet anders: in den beginne, toen de wereld ontstond, was er het woord.

Dat is de slotalinea van Bij het ontstaan van de wereld. Durven eindigen met de woorden waarmee de bijbel begint? Dan moet je als auteur stevig in je schoenen staan en ervan overtuigd zijn dat je een hele goede roman hebt geschreven. Dat is Bij het ontstaan van de wereld.

Hans van der Heijde

Drago Jančar – Bij het ontstaan van de wereld. Vertaald door Roel Schuyt. Querido, Amsterdam. 240 blz. € 23,95.