Interessante kwestie kaarten Yra van Dijk en Marie-José Klaver aan op de site Didactiek Nederlands. De laatste tijd klinkt steeds nadrukkelijker de vraag of op de leeslijst van Nederlands in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs ook vertaalde werken mogen. Het idee is dat leerlingen daardoor gemotiveerder zijn om te lezen en dat de boeken die zij lezen diverser zijn. Van Dijk en Klaver zetten daar hun vraagtekens bij:

Want als 4 op de 5 vertaalde titels uit het Engels komen, zoals op de onderbouwlijst van Lezen voor de Lijst, kunnen we bezwaarlijk spreken van een kennismaking met ‘andere culturen’. Dan is het voor 80 procent een kennismaking met de Amerikaans-Britse mainstreamcultuur, die ook via andere media ruim bekend is bij de doelgroep.
De vraag is dus of de gekozen titels wel zo ‘divers’ zullen zijn. Zullen leraren en leerlingen de weg vinden naar Afghaanse, Nigeriaanse, Braziliaanse of Poolse literatuur? Of wordt het voor een groot deel Amerikaans, omdat dat zich nu eenmaal aandient via de commerciële platforms?

Lees het hele stuk hier.

In het tweede deel van hun artikel leggen de auteurs de nadruk op de rijkdom van de Nederlandstalige literatuur.

Dat de Nederlandstalige literatuur zo rijk, divers en fantastisch is, komt te weinig aan bod in het onderwijs, en dat komt onder andere door een afnemend aantal docenten in het basis- en voortgezet onderwijs dat die literatuur goed kent en dat zelf graag leest (Dera, 2018; Oberon, 2020).

Lees het tweede deel hier.

(Foto Michel Houellebecq © Dolf Verlinden)