Geen Hemingway

‘Als je een reis in de voetsporen van Ernest Hemingway of Mark Twain maakt, krijg je misschien nog wel een paar geïnteresseerde reacties van mensen die je tegenkomt. Maar wij moeten het steeds doen met verbaasde of zelfs argwanende blikken en de vraag wie die Albert Helman over wie we het hebben in godsnaam was. Alsof we iets raars aan het doen zijn,’ schrijft Merijn de Boer als ‘Merijn de Boer’ in zijn roman Het Surinamedagboek. Helman was schrijver, maar is in de mist van de tijd verdwenen.

Gefascineerd zijn door een marginale schrijver of kunstenaar heeft beslist iets. Het lijkt of je een persoonlijke band met iemand hebt opgebouwd, die voor anderen verborgen blijft. Maar ja, je kunt er ook nooit eens over van gedachten wisselen. Dat dan weer niet. De protagonist van Het Surinamedagboek heet, net als de schrijver, Merijn de Boer. Hij zit daar dus vermoedelijk in verborgen. De Boer reisde voor hij zich als schrijver ging manifesteren ooit door Suriname. En inderdaad in het spoor van Helman, die niet alleen schrijver, maar ook politicus was.

Albert Helman, een pseudoniem van Lou Lichtveld, was voor De Boer kennelijk zo’n door anderen vergeten auteur. En wanneer je zelf schrijft, wil je daar ook iets mee doen. In zijn tot roman verwerkte eigen ervaringen, reageert de fictieve De Boer op een kleine advertentie in De Groene Amsterdammer, waarin door een vage stichting een gratis reis door Suriname wordt aangeboden met Albert Helmans reisdagboek als rode draad.

Het reageren op die annonce is het begin van een zich in 2011 afspelende trip door het oerwoud met een wat neokoloniaal aandoend gezelschap tamelijk excentrieke medereizigers, die weinig tot niets van Helman en diens werk weten en daar ook helemaal geen zin in hebben of moeite voor willen doen. De gedesillusioneerde huisvader Julius, die graag Rambootje speelt, de buitenissige professor André, die er op staat ook in de jungle dagelijks drie glazen goede wijn te genieten, het vrouwenstel Lizelot en Francine dat het ongeregelde leven al snel te veel wordt en het wat verongelijkte burgerlijke echtpaar Sjors en Tonnie, dat volledig in tegenspraak met hun gedrag beweert de Surinaamse binnenlanden maar weinig uitdagend te vinden.

Half boos, half gekscherend riep hij: ‘Niet weer over Helman, Merijn!’ Iedereen lachte. We gingen met z’n allen naar het bargedeelte.

Kortom, de van De Boer uit De geur van miljoenen (2018) en De saamhorigheidsgroep (2020) bekende types, even sneu als menselijk. De fictieve Merijn zit er observerend en daarmee wat afzijdig tussen, slechts begrepen door de gelukkig ook geletterde professor, die hoe dan ook meer aandacht lijkt te hebben voor zijn eigen interesses dan voor het gezelschap of het landschap. Hij slaapt als enige niet in een hangmat, maar in een steeds door anderen meegezeuld veldbed en beluistert graag opera tussen de lianen. De door hem zorgvuldig uitgekozen wijn, die kistgewijs meereist, mag slechts gesavoureerd worden door hemzelf en de door hem persoonlijk uitverkoren Merijn.

Het is allemaal wel erg anekdotisch en kluchtig, dat ‘witte’ reisgroepje onder inheemse leiding. Helemaal met de door een lullig ongeval al snel uitgevallen alcoholistische reisleider Eljaar Altevogt en de raadselachtige Maurits Blomhert op de achtergrond, die aan een biografie van Helman zegt te werken, maar niet meegaat op expeditie. De dagboekvorm is hier wel een uitkomst, want die laat ruimte voor de lastige, angstige, soms wat saaie, maar geregeld ook confronterende aspecten van zo’n expeditie. Daarbij houd je als deelnemer misschien wel eerder de adem in over spanningen tussen de reisgenoten dan over de diepe duisternis, aanhoudende plensregens, griezelige beesten en onverklaarbare geuren en geluiden op deze zo van het Europese leven verschillende plek.

En die brave fictieve Merijn als enige reiziger maar proberen bij de les te blijven. Hij denkt na over Helman, diens werk, notuleert onverdroten en bezoekt als het even kan door Helman ‘aangeraakte’ plekken. Zo wordt deze jonge schrijver, die zichzelf bekent het liefst thuis te zitten met de poes op schoot, een beetje een malloot onder de malloten. Een klein wonder dus dat de plotseling opgedoken kordate Nederlandse antropologe Noor meteen voor hem valt, zoals hij schroomvallig en bleu voor haar, en samen met hem de terugreis naar Paramaribo wil maken in de lange korjaal van de groep.

Vermakelijk is Merijns jungletrip beslist, maar biedt deze roman meer? De door het boek gestrooide vluchtige informatie over Helmans werk heeft vermoedelijk alleen betekenis voor degenen die gevoelig zijn voor de betekenis van ‘aanraking’ en de daarbij horende historische sensatie. Varend langs stroomversnellingen en watervallen, langs inheemse dorpjes en zwaar vervuilde plekken, onder meer die waar goudzoekers verbeten pogingen doen iets op te vissen, ervaart Merijn hoe Helman zich een halve eeuw geleden gevoeld moet hebben. Soms staat er nog een vergeten overwoekerde en verroeste bouwval van het een of ander, die Helman ooit omschreven had als een beloftevol project. De tijd heeft er duidelijk anders over beslist. Zoals dat ook wel met schrijvers en hun werk het geval kan zijn.

André Keikes

Merijn de Boer – Het Surinamedagboek. Querido, Amsterdam. 272 blz. €23,99.