Op de website Vuurland probeert Edward van de Vendel een lans te breken voor het werk van Alfred Kossmann. Samen met de medewerkers aan de site bespreekt hij het oeuvre van Kossmann. De onderstaande recensie van een verhalenbundel van Kossmann komt uit 1981 en is niet echt positief.

Oninteressante vakantiekiekjes

In zijn autobiografische boekje Weerzien van een eiland (1977) vertelde Alfred Kossmann over zijn ervaringen op Aegina, een Grieks eilandje dat bevolkt wordt door zich kunstenaars wanende Amerikanen en Europeanen. Datzelfde eilandje fungeert nu ook als plaats van handeling in Kossmanns nieuwste roman Hoogmoed en dronkenschap, die we volgens de achterflap moeten lezen als een ‘vooral humoristische roman’. En ook hier figureren weer allerlei kennelijk schilderachtig bedoelde personen die óf verknipt óf alcoholistisch óf kunstenaar zijn. Of een combinatie daarvan. Er wordt in deze roman voornamelijk veel gedronken (ouzo, whisky en cognac) en gekeuveld. Vervolgens draaien de hoofdpersonen in ingewikkelde figuren om elkaar kaar heen, worden af en toe verliefd, maar doen verder vrijwel niets, al hebben sommigen grootse plannen met zichzelf.

Een van de centrale figuren is Philip Horst, een Nederlandse vertaler, die langdurig op het eiland verblijft en in zijn onderhoud voorziet door jaarlijks twee boeken te vertalen. Hij is van het type dat het menselijk gewriemel om hem heen met milde ironie gadeslaat en in gesprekken zijn gehoor onderhoudt (of verveelt) met een bonte mengelmoes van eruditie en eigen filosofietjes:

‘Allemaal fantasie wat je beleeft en niet beleeft, verbeelding zelfbedrog, drogreden, ja drogreden, ons hele leven. Jullie hebben alcohol en drugs nodig om er een delirium van te maken Ik kan het zo wel! Er is geen werkelijkheid.’

Hij richt deze woorden tot Annie, Philips psychologische tegenvoeter in deze roman: een jofele Rotterdamse huisvrouw, gemankeerde tekenares en vrijwel nooit nuchter. Ze heeft niets van de afstandelijkheid die Philip kenmerkt, raakt voortdurend verward in haar eigen emoties, maar kan het op de een of andere manier juist prima met Philip vinden.

Dan is er nog een aantal bijfiguren: Annie’s echtgenoot Hans, een door zijn stukgelopen carrière paranoïde geworden biochemicus. Hun dochter Sprotje (althans zo luidt het koosnaampje dat Philip voor haar heeft bedacht) een Bewust Ongehuwde Moeder. George, een outgedropte Amerikaan, schrijver van onafgemaakte romans, en zijn twintig jaar oudere vriendin en beschermster Gertrud, artistiekerig, schatrijk en femme fatale. De roman moet het vooral hebben van de psychologische portrettering van de personages die met name bij Philip en Annie het best uit de verf komt. Het perspectivisch zwaartepunt ligt echter bij Philip, wat geen wonder mag heten voor wie uit ander werk van Kossmann diens voorkeur voor intellectuele ietwat arrogant-cynische helden kent. Philip blijft de hele roman door tobben over de vraag hoe hij een bepaald woord uit een gedicht van Kavafis moet vertalen. Dit is voor hem niet een zuiver technisch probleem, maar raakt verweven met allerlei vragen die hij omtrent zichzelf stelt. Is het inderdaad zo dat hij ‘stinkt van hoogmoed’ (zoals hem door iemand verweten wordt) of is zijn afstandelijkheid van veel onschuldiger aard en slechts een gevolg van zijn geneigdheid zich te koesteren in de ‘euforie van de vergankelijkheid’? Het is deze (overigens niet erg helder uitgewerkte) thematiek waarmee Kossmann deze verder wat onsamenhangende roman structuur heeft willen geven. Dat is hem wat mij betreft niet gelukt. Het blijft bij wat portretjes kijken die door de bank genomen niet veel interessanter zijn dan de vakantiekiekjes; met behulp waarvan roodverbrande kennissen je nog wel eens deelgenoot willen maken van de pret die ze op Corsica Ibiza of Kreta hebben gehad.

Everhard Huizing

Alfred Kossmann – Hoogmoed en dronkenschap. Querido, Amsterdam.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 24 juni 1981.

Lees ook de recensie van Frank van Dijl over dit boek.