Wie is er mens, wie een dier

Wie Mijn broer bijvoorbeeld leest, van Uwe Timm (Hamburg, 1940), valt het op dat de Duitsers tijdens hun Operatie Barbarossa om vrijwel dezelfde dorpen en steden in Oekraïne vochten als de Russen nu. De kennis van de Oekraïense topografie die je als volger van het nieuws opdoet, komt ook van pas bij het lezen van Gedichten van Anna Achmatova (1889-1966) van wie deze zomer Gedichten verscheen. Geboren in de buurt van Odessa, bracht ze veel zomers door aan de Zwarte Zee en De Krim. En ja, ook Kiev was een tijd haar woonplaats.

Gedichten is gebaseerd op een eerdere uitgave uit 2007. Toen verscheen in de Russische Bibliotheek van uitgeverij Van Oorschot het tweetalige deel Werken, vertaald door Margriet Berg en Marja Wiebes. De laatste heeft Gedichten voorzien van een nawoord, met een korte schets van Achmatova’s leven en werk.

Dat leven kende veel ontberingen en moeizame relaties. Achmatova was eerst een beroemdheid, maar werd in de jaren na de revolutie in de ban gedaan. Tijdens haar eerste huwelijk reisde ze naar Frankrijk en Italië. Modigliani maakte tekeningen van haar, ze knoopte vriendschappen aan met Boris Pasternak en Alexandr Blok.

Het regime vond haar werk niet in overeenstemming met de revolutionaire tijdsgeest. Zowel haar zoon als haar voormalige echtgenoot werden herhaaldelijk opgepakt. De laatste werd geëxecuteerd. Haar werk werd in Rusland niet meer uitgegeven of alleen in gecensureerde vorm. In 1963 verscheen haar Requiem in München. Vlak voor haar dood in 1966 ontving ze een internationale prijs en een eredoctoraat van de universiteit van Oxford.

Met 393 pagina’s is Gedichten wat je noemt een kloek werk. Je wordt chronologisch door haar oeuvre gevoerd, beginnend met een selectie uit de bundel Avond (1912) en afsluitend met de triptiek Gedicht zonder held, waar Achmatova van 1940 tot 1962 aan werkte. Deze uitgave is, kortom, heel veel Achmatova.

Al haar bundels gaf Achmatova een motto mee. Gaandeweg heeft ze daar niet meer genoeg aan en voegt ze daar teksten aan toe die titels dragen als ‘In plaats van een voorwoord’. Gedicht zonder held kent een motto van Don Giavanni, een wapenspreuk van het Huis aan de Fontanka, waar Achmatova veel werkte en veel gedichten in deze cyclus zijn opgedragen aan schrijvers of vrienden van wie de namen in de vorm van hun initialen zijn teruggebracht.

Het derde deel van deze triptiek opent met drie citaten en een soort regieaanwijzing uit het toneel. Regels poëzie zijn dan weer cursief, dan weer in onderkast, soms links in de bladspiegel, soms uiterst rechts. Dit alles vraagt nogal wat van de lezer, die hier best wat meer hulp kan gebruiken dan Wiebes in haar nawoord aanbiedt.

Juist in deze laatste werken beschrijft Achmatova de terreur, de radeloosheid en angst over het lot van haar zoon – een radeloosheid en angst die zoveel Russen hebben ervaren tijdens zoveel terreurperiodes. De willekeur, de onzekerheid en de gruwelijke onmenselijkheid, die hele cocktail die sinds de Russische inval in Oekraïne weer dagelijks in het nieuws is.

Deze gedichten zijn aangrijpend. Net zoals de Russen vechten waar de Duitsers dat deden, zo laat deze poëzie zien dat terreur en onderdrukking constante factoren zijn van Russische regimes.

Hieronder een lang citaat uit Requiem (1935-1940), over een periode van 17 maanden waarin Achmatova in de rijen stond voor de gevangenis in Leningrad, in de hoop een pakketje te kunnen afgeven voor haar zoon.

’t Was de tijd toen alleen nog de doden
Konden glimlachen, vredig en niet bang.
Als een nutteloos aanhangsel doolde
Leningrad van gevang naar gevang.
En daar gingen, ontzind door het lijden,
De veroordeelde al op transport,
En de stoomfluit weerklonk bij het scheiden
Als een afscheidslied, dringend en kort.
En de doodssterren boven ons zagen
’t Schuldloos Rusland, gekromd en verscheurd,
Onder zwarte gevangeniswagens,
Onder laarzen met bloed besmeurd.

Later in Requiem staat:

Zeventien maanden schreeuw ik nou,
Ik roep je terug naar huis.
Ik viel de beul te voet om jou,
Om jou, mijn zoon, mijn kruis.
Voorgoed is alles chaos hier,
Ik kom er maar niet uit
Wie er een mens is, wie een dier,
Hoe straks het vonnis luidt.
Ik zie slechts een bloemenpracht en hoor
Een wierookvat, er loopt een spoor
Dat in het niets verdwijnt,
Terwijl een ster, reusachtig en groot,
Die dreigt met rampspoed en de dood,
Recht in mijn ogen schijnt.

Deze poëzie is tijdloos. En kennelijk zijn de gruweldaden die vanuit het Kremlin worden geregisseerd van alle tijden.

Matthé ten Wolde

Anna Achmatova – Gedichten. Vertaald door Margriet Berg en Marja Wiebes. Uitgeverij van Oorschot, Amsterdam. 394 blz. € 27,50.