Bernie Sanders, boegbeeld van Amerikaans links

Vermont is een kleine staat, ongeveer de helft van Nederland qua oppervlakte. Met minder inwoners dan de provincie Friesland is Vermont dunbevolkt. Vermont is overwegend agrarisch en voor het overgrote merendeel wit. In 1981 koos de bevolking van Vermonts grootste stad, Burlington, tot veler verrassing de socialist Bernie Sanders (Brooklyn, New York, 1941) tot burgemeester. Een rechts dagblad schreef, verwijzend naar China, dat de stad onder Sanders de ‘Volksrepubliek Burlington’ zou worden. Sanders werd nog drie keer voor een tweejarige termijn herkozen. Een vierde keer was vast ook gelukt, maar hij prefereerde een campagne voor de zetel van Vermont in het Huis van Afgevaardigden in Washington, als onafhankelijke kandidaat (niet verbonden aan de Democratische of de Republikeinse Partij). In 1991 werd hij gekozen en hij werd voor eveneens tweejarige termijnen steeds weer herkozen tot en met 2005. In 2007 zou echter een van de twee senaatszetels van Vermont vrijkomen en daar opteerde Sanders voor. Hij won, won in 2013 opnieuw een 6-jarige termijn en deed dat in 2019 nog een keer, steeds als Independent, maar nauw samenwerkend met de Democraten, in elk geval met de linkervleugel van die fractie. Intussen stortte hij zich in 2016 en 2020 ook in de voorverkiezingen voor een Democratische presidentskandidaat. Niet zozeer in de hoop die te winnen, als wel om de Democratische politieke agenda naar links te trekken. Kortom, Sanders bedrijft niet slechts linkse politiek in Amerika, Sanders is linkse politiek in Amerika.

Ik heb Bernie Sanders persoonlijk ontmoet in 1997, in een boekhandel in Manchester, Vermont, een klein stadje aan de oostkant van de grens met de staat New York, de staat waar ik in die tijd een poosje lesgaf aan een community college. Een collega nam me mee naar die boekhandel, een rit van een uur of twee, omdat Bernie Sanders en zijn co-auteur Huck Gutman daar hun boek Outsider in the House kwamen presenteren.

In 1997 was hij nog lid van het Huis van Afgevaardigden. In de boekwinkel zaten zo’n twintig, hooguit dertig mensen op wiebelige vouwstoeltjes. Sanders introduceerde zichzelf: ‘Goedenavond. Ik ben het enige lid van het Huis van wie iedereen die naar stemmingen kijkt (een speciaal tv-kanaal zendt continu zittingen en stemmingen uit) direct weet wat hij gestemd heeft. Geen staat waarin de mensen zo goed weten welke standpunten hun afgevaardigde inneemt als Vermont.’ In het zaaltje stootte men elkaar aan en lachte. Sanders was het enige onafhankelijke lid van het Huis. Na een stemming verschijnt onder in beeld de uitslag. Destijds zou dat er zo hebben kunnen uitzien: Democrats x voor, y tegen; Republicans x voor, y tegen; Independents 1 voor, 0 tegen; z onthoudingen. Na Sanders praatje – tegen de obscene rijkdom van sommigen en de trieste armoede van velen, voor een betaalbare ziektekostenverzekering voor iedereen en tegen het graaien van de farmaceutische industrie, voor gratis basis- en vervolgonderwijs en betaalbaar hoger onderwijs – mochten we vragen stellen. Sanders kreeg onder andere de vraag voorgelegd hoe het toch kon dat, zoals hij daarnet had beweerd, twee derde van de Amerikaanse kiezers voor een flinke verhoging van belasting op winsten op miljoenenvermogens was, maar dat elk initiatief om zo’n wetsvoorstel te lanceren in het Huis of de Senaat in de kiem werd gesmoord. Kortweg kwam het erop neer dat de Democratische Partij een partij was geworden van en voor de hoger opgeleide middenklasse en de Amerikaanse arbeidersklasse van zich had vervreemd, aldus Sanders.

Toen hij later mijn exemplaar van zijn boek signeerde, mijn accent hoorde en me gevraagd had waar ik vandaan kwam, zei hij: ‘Je zult er wel raar van hebben opgekeken dat wat bij jullie gematigd is, hier radicaal-links heet. Bij jullie zou ik een sociaaldemocraat worden genoemd, hier denken velen dat ik een Amerikaanse Mao ben.’

We zijn nu 26 jaar later. Sanders is al zestien jaar senator in het Congres. De Democratische Partij prijst zich gelukkig dat hij zich heeft aangesloten bij de Democratische fractie in de Senaat, want daarmee brengt hij het zetelaantal van die fractie op 50, precies de helft van de Senaat. Omdat de grondwet zegt dat de vice-president formeel de voorzitter van de Senaat is, wier stem bij het staken van de stemmen de doorslag geeft, hebben de Democraten in effectieve zin de meerderheid, want vice-president Kamela Harris is een Democraat. Ook al omdat hij zich twee keer gemengd heeft in de race voor de Democratische kandidatuur voor het presidentschap, geniet Sanders in Amerika bekendheid, meer dan de meeste andere senatoren.

Onlangs bezocht hij Nederland om zijn nieuwe boek te promoten, Het is oké om kwaad te zijn op het kapitalisme, geschreven met John Nichols. Zijn boodschap in dit boek is vrijwel dezelfde als die van 1997, maar de toon is feller, want de crisis van 2008, het verschijnsel Trump en corona hebben de kloven nog dieper en tegenstellingen nog scherper gemaakt dan ze al waren. Die boodschap valt samen te vatten als: we moeten – langs de vreedzame weg van democratisch afgedwongen hervormingen – een einde maken aan het ultra-kapitalisme en aan de oligarchie van superrijken. Meer concreet stelt hij voor om CEO-megabeloningen en winsten op vermogens flink te belasten, eindelijk een rechtvaardig gezondheidszorgsysteem met gegarandeerde zorg voor iedereen in te voeren, met name hoger onderwijs voor iedereen betaalbaar te maken, het massamedia-systeem te hervormen en het principe van ‘de vervuiler betaalt’ consequent toe te passen. De Nederlandse lezer zal af en toe verbaasd opkijken en denken: heel verstandig, maar wat is daar zo linksradicaal aan?

Sanders lardeert zijn fel-kritische betoog met schrijnende beschrijvingen van de bestaande Amerikaanse situatie. Ook van die beschrijvingen zal de Nederlandse lezer soms verbaasd opkijken. 87 miljoen Amerikanen zonder ziektekostenverzekering? Talloze Amerikaanse diabetespatiënten die hun insuline niet kunnen betalen, omdat Pfizer en die paar andere, megawinsten boekende farmaceutische giganten, in de VS tot tien keer zoveel vragen voor insuline als in Canada, waar de overheid prijsplafonds voor geneesmiddelen hanteert? Een systeem voor ziektekostenverzekering invoeren, vergelijkbaar met het Nederlandse of het Canadese, wat Clinton al probeerde en Obama nog eens probeerde, wil maar niet lukken. Omdat het te duur zou zijn? De Amerikaanse overheid én de Amerikaan die verzekerd is, ze zijn gemiddeld twee keer zo duur als de Nederlandse of Canadese overheid, respectievelijk de Nederlander en de Canadees. Nee, het punt is dat de verzekeraars en de farmaceutische ondernemingen miljoenen in de campagnekassen van Amerikaanse politici stoppen, in ruil voor het ongehinderd kunnen binnenharken van miljarden. Weten de Amerikanen dat dan niet? Volgens Sanders zijn Amerikanen van alle burgers van democratieën het slechtst geïnformeerd, omdat het massamediasysteem eveneens ultra-kapitalistisch functioneert. Dat betekent: brengen wat op korte termijn het meeste geld oplevert, oftewel: breng geen nieuws, achtergronden en kritische commentaren die dikke adverteerders kunnen wegjagen. Sanders: zorg daarom voor een systeem van publieke, non-commerciële massamedia, naast de commerciële.

Sanders zit al 32 jaar in het Congres en kent alle hoekjes en gaatjes van de procedures en alle trucs van de praktijk van de parlementaire politiek. Maar in dit boek komt hij pas aan het eind toe aan het Amerikaanse politieke stelsel. Terwijl toch verondersteld mag worden dat dit eigenschappen heeft die maken dat minderheden effectieve aanpak van maatschappelijke problemen, die Sanders zo breed uitmeet, kunnen verhinderen. Het grote geld (grote ondernemingen en financieel krachtige belangengroepen) heeft veel politici in zijn zak. Dat kan omdat politici op persoonlijke titel worden gekozen, als persoon campagne moeten voeren en afhankelijk zijn van donaties. Elke poging om campagnefinanciering effectief los te koppelen van belangen van grote ondernemingen is tot nog toe gesneefd. Ook om andere redenen zijn de VS hard toe aan een meerpartijenstelsel, waarbij kiezers stemmen op partijen met kieslijsten en waarbij net als in veel Europese meerpartijenstelsels, partijfinanciering aan strenge regels moet gehoorzamen. Amerika is echter zeer conservatief en de Grondwet en zijn makers zijn heiligverklaard, zodat je voor zo’n plan de handen niet op elkaar krijgt, reden misschien voor Sanders om het onbesproken te laten. Maar voorzichtig lokaal beginnen, al was het maar wijze van experiment, kan vast helpen.

Menige lezer zal denken: Sanders is 82, Trump is 77 (tenzij ook dat een leugen is van deze pathologische leugenaar), Biden is 80 en de leider van de Republikeinse Senaatsfractie McConnell is 81. Om van de vele oudjes maar een paar namen te noemen die ook Nederlanders bekend voorkomen. Amerika mag dan democratisch zijn, je zou ook kunnen spreken van een geriatrisch politiek systeem.

Presidenten en presidentskandidaten willen nog wel eens jong(er) zijn, maar in het Congres geldt dat seniority een belangrijke machtsbron is. Wie als nieuweling in het Huis of de Senaat wordt gekozen, komt er snel achter dat veel macht is geconcentreerd in het voorzitterschap van Huis- en Senaatscommissies: hij of zij bepaalt de agenda van de commissie en kan het in behandeling nemen van een voorstel eindeloos uitstellen (‘begraven’ is de uitdrukking). Voorzitterschap wordt toegekend mede op basis van senioriteit. Natuurlijk moeten we waken voor leeftijdsdiscriminatie van bejaarden, maar hier lijken de laatsten wel erg geprivilegieerd. Misschien heeft zijn eigen respectabele leeftijd Sanders ervan weerhouden het senioriteitsprincipe aan de kaak te stellen.

In het slothoofdstuk zegt Sanders dat de strijd waartoe hij oproept een heuse klassenstrijd is, een begrip dat sociaaldemocraten in de meeste Europese landen al lang achter zich hebben gelaten. Dat roept ten eerste de vraag op of de sociaaleconomische Amerikaanse werkelijkheid zo’n tweedeling in arbeiders- en bezittende klasse nog wel rechtvaardigt en ten tweede of de mensen die hij wil bereiken zich aangesproken voelen door zulke retoriek. De ‘blue collar workers’ zijn ten opzichte van hun witte-boorden-collega’s, die zichzelf niet of nauwelijks identificeren met het begrip arbeidersklasse, immers sterk in de minderheid geraakt.

Het is oké om kwaad te zijn op het kapitalisme (niet echt een lekkere titel, trouwens) is in een vlotte stijl geschreven. Om een zo groot mogelijk publiek te bereiken hebben Sanders en Nichols steeds geprobeerd hun betogen eenvoudig en begrijpelijk te houden. Dat is goed gelukt, ook al heeft het soms tot herhaling van feiten en argumenten geleid. Geeft niet, als het maar werkt en ik de lezers overtuig, zal Sanders hebben gedacht. Op de cover van Het is oké om kwaad te zijn op het kapitalisme staat hij afgebeeld in overhemd, zonder das en bezig de mouwen op te stropen. Hij mag dan 82 zijn, Sanders is bereid en gereed om voor te gaan in de strijd.

Hans van der Heijde

Bernie Sanders – Het is oké om kwaad te zijn op het kapitalisme. Vertaald door Manon Verhagen. Bot Uitgevers, Voorschoten. 366 blz. € 25,00.