Een wonderlijk goed gelukt literair zelfportret van Europa

De Europese gemeenschap associëren we in het algemeen louter met economie en politiek. Maar er bestaat wel degelijk zoiets als kunst en cultuur met een Europees karakter. Dat geldt ook voor literatuur, niettegenstaande de grote verscheidenheid aan Europese talen. Overigens draagt EU-steun aan ‘kleine talen’, zoals het Fries, bij aan instandhouding van die verscheidenheid.

Of het nu romans en verhalen uit bijvoorbeeld Nederland, Litouwen, Hongarije of Portugal zijn, ze moeten bepaalde kenmerken gemeen hebben, wil er sprake zijn van ‘Europese literatuur’. Op grond van dat idee vroeg de Franse schrijver Olivier Guez uit elk van de 27 EU-lidstaten een auteur om een nieuw verhaal of essay te schrijven. In beginsel met een Europees onderwerp, wat dat ook mocht zijn. Tezamen zouden de 27 bijdragen wellicht een literair (zelf-)portret van Europa vormen.

De dikke bundel Grand Tour Europa vormt de neerslag van dat project, dat wonderlijk goed gelukt is. Niet in het minst dankzij de indrukwekkende bijdragen van literaire grootheden als (onder anderen) Eva Menasse (Oostenrijk), Lazlo Krasznahorkai (Hongarije), Norman Manea (Roemenië), Jens Grøndahl (Denemarken) en Olga Savicevic (Kroatië). Nederland is vertegenwoordigd met Jan Brokken, die een verhaal schreef over Hotel Spaander in Volendam, rond 1900 dankzij een kunstminnende eigenaar met mooie dochters een magneet voor kunstschilders uit heel Europa.

Fundamenteel uitgangspunt van het streven naar Europese integratie was voorwaarden scheppen voor het bereiken van stabiele vreedzame verhoudingen in Europa. Eindelijk wijsheid, zou je kunnen zeggen, na twee wereldoorlogen, de Holocaust en het neerdalen van een ijzeren gordijn dat Europa in twee met elkaar in een koude oorlog verkerende kampen splitste. Wil die wijsheid actueel blijven en niet vervagen, dan is historisch besef noodzakelijk. Daarvan lijken veel auteurs van Grand Tour Europa doordrongen: literatuur en historisch besef horen nauw met elkaar verbonden te zijn. Wat de verhalen gemeen hebben is de inbedding van hun onderwerp in de ‘grote’ Europese geschiedenis, die helaas getekend is door tragedies.

Zo schrijft Norman Manea over Boekovina (Beukenland), tegenwoordig half Oekraïens, half Roemeens, maar voor 1914 als deel van Oostenrijk-Hongarije een streek waarin minstens een dozijn bevolkingsgroepen, elk met hun eigen taal, min of meer vreedzaam samenleefden. Twee wereldoorlogen, grensverschuivingen, ‘etnische zuiveringen’ en de Holocaust hebben aan die verscheidenheid een wreed eind gemaakt. Welke les moeten Europeanen daaruit trekken? Dat alleen een Europa dat haar geschiedenis kent en vrijheid en rechtvaardigheid als fundamentele waarden erkent, in staat is haar verscheidenheid te bewaren.

Uit met name de verhalen van auteurs uit de drie Baltische staten komt naar voren dat een belangrijk kenmerk van de Europese cultuur de vrijheid is om de geschiedenis ter discussie te stellen. Geschiedenis is in het verenigde Europa niet een ideologisch instrument in handen van een onderdrukkende staat. Hoe belangrijk het is om daar vrij van te zijn wordt door Esten, Letten en Litouwers, tot begin jaren 1990 levend onder Sovjetoverheersing, terdege beseft, sterker dan in de ‘oude’ lidstaten, waarin men die vrijheid gewoon is. Zo gewoon, dat men daar misschien de gevaren niet voldoende onderkent van uitholling van de waarden van vrijheid en democratie, waarden waar leiders van enkele lidstaten, lees: Hongarije en Polen, zich aan schuldig maken.

Grand Tour Europa is een indrukwekkend literair zelfportret van Europa geworden. Een veelkleurig zelfportret met de nodige donkere toetsen en schaduwpartijen en mede daardoor voor iedere Europese lezer herkenbaar.

Hans van der Heijde

Olivier Guez – Grand Tour Europa. Vertaald door Kateleine De Vuyst. Voorwoord Caroline de Gruyter. Meulenhoff, Amsterdam. 446 blz. € 29,99.

Deze recensie verscheen eerder in een kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden.