(Lees deel 1 hier)

Op de vloer wordt gedanst. Voor het eerst deze avond, op de muziek van de Ierse folkband Seven Drunken Nights. Ze spelen klassiekers als Whiskey in the jar en The wild rover, laat ik mij vertellen door het programmaboekje. Een van mijn vrienden raakt meteen ontroerd. Op deze muziek danst en drinkt hij altijd in het café. Hij had nooit gedacht dat hij de band live zou horen. Hij pakt zijn aansteker, zwaait ermee door de lucht. Ik leg een arm om zijn schouder. De zanger vraagt of we hem na willen zeggen. Dat wil ik best doen, maar ik versta er geen klap van. Ik zing iets van ‘hooooo’.

Dansen tijdens optreden van Seven Drunken Nights
Snuffelen bij de kraampjes in de rondgang (beeld: Emma Tijssen)

Tussen de muziek door blijven er poëzievoordrachten plaatsvinden – al wordt de term poëzie ruim geïnterpreteerd. Joke Van Caesbroeck bijvoorbeeld, wist zelf niet eens dat ze poëzie schreef. Er zijn ook aardig wat cabaretiers met grappige sinterklaasrijmpjes. Bij het publiek slaat het aan, de sfeer is soms ronduit melig. Het gedicht ‘Sjaggerijnige wijven’ van Hans Dorrestijn oogst veel lof. Ikzelf heb toch liever ‘echte’ poëzie, al moet ik daarbij dan weer toegeven dat ik die vaak te moeilijk vind om na één keer luisteren geraakt te zijn. Een gulden middenweg is Simon van der Geest, die poëzie voor kinderen schrijft, maar er na deze nacht veel volwassen fans bij heeft met zijn gedichten over schaamte in het zwembad en schapen scheren.

De entr’act van Naaz levert inderdaad kippenvel op. Wat een bezieling. Ik kan haar bijna aanraken, want er is inmiddels plek op de vloer. Het is na twaalven en er zijn al aardig wat mensen naar huis. Van ons groepje niemand, wij wachten op Joost Oomen. Wanneer hij aan de beurt is, iets na enen, stelt hij niet teleur. Hij ratelt zich een weg naar klaterend applaus. Niet te veel klappen, zegt hij tussendoor zelfs, want hij heeft weinig tijd en wil nog zo veel voordragen. Toch is mijn lievelingsdichter al geweest. Totaal onverwacht bleek dat ene Jan Glas te zijn. Hij leest ieder gedicht even onderkoeld voor en halverwege kruipen zijn stem en melancholieke woorden me onder de huid. Mijn ogen worden vochtig. Relatief laat vergeleken bij de anderen van mijn groepje, die dat al meemaakten tijdens Lenten-Havertong en Seven Drunken Nights.

Naaz (beeld: Sanneke Boijens)
Toekijken (beeld: Emma Tijssen)

Wanneer Macedonisch blaasorkest Dzambo Agusevi Orchestra optreedt, gaat iedereen op de vloer los. Het dak wordt er zogezegd af geblazen, we dansen als bezetenen, niemand maakt zich zorgen om de filmpjes die de organisatie er later van plaatst. Zwetend en hijgend luisteren we naar de volgende lichting dichters. Het groepje ecokritische en anderszins geëngageerde dichters is nu aan de beurt. Jens Meijen bevestigt gretig de woorden van presentator Perquin dat zijn gedichten niet vrolijk zijn.

Dzambo Agusevi Orchestra
Ester Naomi Perquin
Kuzko

Na zijn voordracht wil iedereen van mijn groepje naar huis. Ze zijn moe, verzadigd, het is 3 uur ’s nachts. Veel knuffels over en weer. Zij gaan weg, ik ga dansen. Op de muziek van Kuzko deze keer. Ik denk dat er nog 15 procent van het publiek over is. We passen allemaal op de vloer. De laatste der mohikanen zijn we, zeg ik tegen een vriend die toch is gebleven. Mahat Arab sluit de Nacht af. Hij is jong en fris.

‘Lieve mensen: welterusten en wel thuis,’ zeggen Perquin en Piryns. Ik zwaai naar iedereen: kennissen, vreemden, personeel. Ik omhels de vriend, die met de auto teruggaat naar Amsterdam. Langs de snelweg zal hij een koffie halen, om een inkakmoment te vermijden.

Mijn fiets staat er nog. Acht uur lang poëzie hoeft niet saai te zijn, zolang je er maar genoeg activiteiten omheen organiseert. Wanneer ik de binnenstad achter me laat, is het zo stil op straat dat me nu pas opvalt wat een lekker ritme een stoplicht heeft.

Eindelijk thuis