Deze recensie van de brievenboeken van Gerard Reve komt uit 1981.

Stroom van Revepublicaties houdt aan

De stroom van boeken van en rondom Reve houdt maar aan, zodat het zelfs voor een Revefanaat fanaat nauwelijks is bij te houden. Onlangs verschenen met korte tussenpozen achtereenvolgens Archief Reve 1981-1960, Brieven aan Bernard S. en Brieven aan Josine M..

Het laatste boek is verreweg het interessantst en het belangrijkst. Het betreft hier een bundeling van brieven die Reve tussen 1959 en 1975 schreef aan Josine Meijer en haar zuster Lennie (samen zijn zij de ‘zusjes M. te G. uit Nader tot U). Reve heeft Josine leren kennen in zijn functie van redactiesecretaris secretaris van Tirade, in welk tijdschrift zij toen publiceerde. Van ‘Zeer geachte mevrouw M.’ verandert de briefaanhef al snel in ‘Waarde Josine’ en ten slotte in ‘Lieve Josine’ of ‘Lieve zusjes’. In een verantwoording schrijft Reve dat hij bij zijn weten nog nooit zo lang ‘zoveel brieven van zulk een openhartig karakter aan enig persoon als een Josine M.’ heeft verstuurd.

Die openhartigheid is inderdaad een van de oorzaken die deze brieven zo de moeite van het lezen waard maken. Tegelijkertijd echter tonen ze aan dat Reve in zijn literaire werk niet verschrikkelijk minder openhartig is en daarin ligt naar mijn idee het grootste belang van deze brieven. De grote thema’s die zijn werk met name vanaf de brievenboeken Op weg naar het einde en Nader tot U hebben beheerst, komen ook in deze brieven herhaaldelijk aan de orde, zij het in een minder compacte en gestileerde vorm. Het verschil tussen deze brieven en zijn literaire werk is een verschil tussen leven en literatuur en niet een verschil tussen echt en onecht. Wie deze brieven gaat lezen in de hoop er de echte Reve uit te leren kennen ‘de mens achter de schrijver’, zal dan ook niet zozeer bedrogen uitkomen, maar hij gaat wel uit van een onjuiste vooronderstelling omtrent diens literaire werk alsof daarin slechts een op effectbejag uit zijnde poseur aan het woord zou zijn.

Reve schrijft in deze brieven erg veel over religie ook in de periode ver voor zijn toetreding tot de katholieke kerk. Zijn opmerkingen daarover verhelderen soms veel van wat in zijn literaire werk wat aan de duistere kant blijft. Al blijft het geloof ook voor Reve natuurlijk een Mysterie. Verder kunnen verschillende passages wedijveren met de mooiste uit bijvoorbeeld Nader tot U, zoals de volgende:

Volgens de dokter ben ik niet manisch-depressief, maar chronisch-depressief. Dat is tenminste dat. Ik geloof in God, Die uitgeput met zijn allerlaatste krachten Zich voortsleept om mij te vinden en een kleine hoeveelheid van mijn bloed te drinken, waartoe ik Hem mijn keel, pols of borstkas ontbloot zal aanbieden. Soms word ik door de verpletterende angst bezocht dat Hij het niet meer haalt en zal bezwijken, voordat Hij mij bereikt zal hebben. Wat dan? Als ik wist, waar Hij ongeveer was, dan zou ik Hem tegemoet kunnen gaan, maar dat weet ik al evenmin.

Maar ook profane zaken komen veelvuldig aan de orde: stoelgang, prijzen van levensmiddelen, aanleg van gasleidingen en rioleringen, samenstelling van maaltijden en drankgebruik worden gedetailleerd besproken. Typisch Reviaans is daarbij de wijze waarop hij van de profane hak op de sacrale tak springt. Geheel in overeenstemming
met zijn godsbegrip, volgens hetwelk ‘de majesteit Gods heel dicht bij huis, gewoonlijk in een met oude fietsbanden volgeworpen achtertuin te zien en te ervaren is’. Ten slotte zullen ook in de biografie van Reve geïnteresseerde puzzelaars aan hun trekken komen en in deze brieven feiten vinden die hun nieuwsgierigheid kunnen bevredigen over hoe bijvoorbeeld Woelrat of Jakhals in Reve’s leven gekomen zijn.

Bij deze brieven steken die aan de schrijver Bernard Sijtsma, de Brieven aan Bernard S. 1965-1975 wat povertjes af. Eerder dit jaar verscheen overigens een bundeling van Sijtsma’s aandeel in deze correspondentie onder de titel Lieve Gerard. Inhoudelijk valt er aan de brieven aan Sijtsma weinig te beleven, al geven de hier en daar verstrekte schrijfadviezen wel een aardig kijkje in de literaire keuken van Reve. In tegenstelling tot de brieven aan Josine laat hij echter nergens het achterste van zijn tong zien. De ironische toon overheerst, wat in sommige brieven overigens zeer genietbare staaltjes van stilistisch vermogen oplevert. Zo betoont Reve zich weer een waar virtuoos in het bedenken van aanhef- en en groetformules, zoals ‘Nu, veel liefs, types, en tot spoedig ziens. Jullie bloedgeile Ridder van de Jongensrijderij, Gerard.’

Belangwekkender weer is het Archief Reve 1931-1960. In voorbereiding is een tweede deel dat de periode van 1961-1980 zal beslaan. Het boek bestaat uit tot nu toe ongepubliceerd gebleven of in ieder geval nog niet eerder gebundelde teksten en bevat volgens de ‘Verantwoording’ van Reve zelf ‘niets wat men voltooid in de zin van “voldragen” zoude kunnen noemen’. Er zijn vier afdelingen: Verhalen (met onder andere heel grappige, door Reve als kind geschreven, dierenverhalen, sprookjes en toneelstukjes), Gedichten, Kritisch Proza en Brieven. De omvangrijkste (80 pagina’s tellende) en tevens interessantste tekst wordt gevormd door de eerste twee hoofdstukken van de Nederlandse versie van Reve’s nooit afgemaakte roman In God We Trust: ‘Eric verklaart de vogeltekenen’ en ‘Eric raadpleegt het orakel’. De landerige sfeer doet een beetje aan die van De avonden denken, al is de locatie een heel andere. De verhalen spelen zich af in een uitsluitend door homoseksuelen bewoond huis in Londen. Ze worden er door hun medebewoner Eric grimmig geobserveerd. Het fragment is bij vlagen heel mooi geschreven, maar uiteindelijk
misschien slechts waardevol voor degenen die geïnteresseerd zijn in de ontwikkeling van Reve’s schrijverschap. Net als het hele boek overigens.

Everhard Huizing

Gerard Reve – Brieven aan Josine M. Van Oorschot.
Gerard Reve – Brieven aan Bernard S. Veen.
Gerard Reve – Archief Reve 1931-1960. Ambo.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 28 december 1981.

(foto: Evers, Joost / Anefo / Nationaal Archief, CC0)