ANWB-wandelingen of dwaalwegen?

Volgens de Van Dale betekent ‘kinds’: ‘als van een kind en opnieuw een kind zijnde, dement’. Het is een cirkelgang: in de meeste levens ben je twee keer kind. De vraag dringt zich op: wat ben je daar tussenin? Is dat kind zijn dan helemaal verdwenen? In zijn (met de Boekenbon Literatuurprijs bekroonde) roman Mauk demonstreert Jan Vantoortelboom dat we ons als volwassenen levenslang moeten verhouden tot de ervaringen uit de kindertijd en dat de fasen elkaar beïnvloeden. Er zijn natuurlijk meer romans over dementie, van Hersenschimmen van Bernlef tot Cliënt E. Busken van Brouwers, en er zijn ook legio romans over mensen voor wie heden en verleden, waarheid en fantasie door elkaar spoken, zoals Oksana van Donald Niedekker en Patricia van Peter Terrin. Wat voegt dit boek van Vantoortelboom toe, op zodanige wijze dat het een prijs waard is?

Laten we eerst even kijken naar de kaders van de prijs. Op de website staat het volgende mission statement:

De Boekenbon Literatuurprijs wil de leescultuur bevorderen door lezers, boekhandels, bibliotheken en scholen in contact te brengen met de beste Nederlandstalige boeken van dit moment. Daarbij kiest de Boekenbon Literatuurprijs voor aansprekende boeken en bijzondere leeservaringen die gedeeld kunnen worden door een breed en divers publiek.

Kortom: leesbevordering is de insteek, niet het stimuleren van originele, experimentele stemmen. Niet vernieuwing maar bevestiging. De stijl van Toortelboom past bij deze omschrijving: beeldend, helder maar niet bijster origineel. Neem de openingszin. ‘Nu ik hier lig te sterven, heb ik het voorrecht te besluiten dat ik dit alles, dit wat men zo voldaan het leven noemt, had overgeslagen, als ik daartoe de kans had gekregen.’ Waarom zo’n formele toon in zo’n intiem moment? Waarom zo’n ingewikkeld geformuleerde zin voor een dement iemand? Waarom zo’n irrelevante vraag op zo’n cruciaal ogenblik? Vlak daarna komt deze zin: ‘De grootste bedreiging in mijn bestaan was het geloof dat Henri me zou redden.’ Dat is mooi paradoxaal, mysterieus. Henri is de verzonnen broer van de hoofdpersoon, die hem zou moeten beschermen tegen zijn gewelddadige vader. Een andere zin: ‘En hoe ze in die avond, toen de vader een ijzeren driepoot neerzette en er een pot boven een vuurtje aan hing, thee in een beker kreeg aangereikt, die ze naar haar mond bracht en met slokjes slurpte.’ Waar verkopen ze die potten boven een vuurtje, die je getweeën in één beweging ergens aan kunt hangen? En waarom al die overbodige toevoegingen als in een beker, met slokjes?’ Nog eentje dan: ‘We moesten oppassen dat het lange droge zomergras niet in brand vloog en hadden altijd een gevulde emmer water ernaast staan.’ Een emmer naast het gras? Gelukkig dat het geen lege emmer water was. Ook de dialogen zijn weinig verrassend:

‘Hij was een zonderling.’
‘Zijn we dat niet allemaal?’
‘Maar hij kon zichzelf niet genezen.’
‘Wie kan dat wel?’

Het voordeel van een conventionele stijl is dat er weinig verwarrend is, en de verdienste van Vantoortelboom is dat hij ons met vaste hand door de verwarring van de demente hoofdpersoon loodst. Die werd door zijn vader mishandeld, van angst plaste hij in zijn broek. Hij verzon daarom dus een grotere broer met een paard, Oberon geheten. De vader geeft zijn zoon boeken van Karl May, waarover hij hem overhoort. Die verhalen worden zo bittere ernst, in de beleving van de zoon reist het gezin naar het westen van Amerika, bedreigd door indianen. Stel, je bent schrijver en je wil jeugdherinneringen gestalte geven. Voor een groot publiek van voornamelijk grijze lezers. Wat is dan het eerste waar je aan denkt? Cowboys en indianen… En je moet een naam geven aan een denkbeeldig paard. Dan is Shakespeare’s A Midsummer Night’s Dream zo ongeveer de eerste bron die je te binnen schiet.

Toch zijn er scènes die de lezer raken, zoals wanneer Mauk Jenny, de dochter van zijn vroegere geliefde, die hem verzorgt op zijn sterfbed, naar de keel grijpt. En het slot, waarin de moeder sterft en toch niet sterft, de vader grotesk met een mes in de weer is, waarin zijn denkbeeldige broer vlucht en Mauk zijn beloofde land, het Westen bereikt. Dat is een sterke sterfscène.

Taal is de meest gebruikte metafoor om grip op de werkelijkheid uit te drukken, en natuurlijk heeft Mauk dus ook zijn verhaal opgeschreven, het staat gebonden in berkenplanken in de kast, en de vraag dringt zich even op of we dat nu lezen. Ook de symboliek van het verlangen naar geborgenheid wordt adequaat neergezet in het herstellen van de ruïne van het huis van zijn gestorven oom. En om het af te maken wordt ook de maretak opgevoerd, ook bekend als mistletoe, de beschermende en liefdeopwekkende plant, die de mare (angstwekkende verhalen) moet verdrijven.

Het is dus terecht dat Vantoortelboom deze prijs kreeg, want voor de brede doelgroep van oudere lezers is het een herkenbaar en glashelder schot in de roos. Persoonlijk denk ik dat de dwaalwegen der verbeelding bestaan uit smallere, bochtigere bospaadjes die doodlopen, ons frustreren en verwarren. Maar daar zijn recreatielezers niet naar op zoek.

Hanz Mirck

Jan Vantoortelboom – Mauk. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen. 188 blz. € 15.