Oudere jongeren van onze jaren

‘Bij wijze van experiment zou Brecht eens moeten besluiten geluk te veinzen, dacht David, gewoon doen alsof. Kijken wat er dan gebeurt’. Wie ‘soort van’ jong is in de eenentwintigste eeuw lijkt permanent in gesprek met zichzelf over verstandige vervolgstappen. Zo ook de drie (vier, vijf, zes) hoofdpersonages in Martien van Agtmaals debuutroman Het objectief. Elk besluit dat je neemt kan namelijk alles wat je eerder hebt opgebouwd, hoe klein ook, weer tenietdoen. Seksrelaties, de omgang met zeer uiteenlopende anderen, studie, werk. Daar komt bij dat je nooit mag vergeten dat dit de beste tijd van je leven schijnt te zijn.

Het objectief is een beleefroman, dat wil zeggen, een waar je in mee moet (willen) gaan. Een tijdje oplopen met de chaotische ex-studenten, die griezelig snel ouder worden, dat weten ze zelf ook wel, maar toch graag nog even meedoen met al wéér een nieuwe generatie. De tijd doet ondertussen wat hij altijd al deed. Ze dwalen door ‘een grote stad’, zoals de flap leert, die onmiskenbaar Amsterdam is. Natuurlijk, in Nederlandse romans kom je zo goed als nooit andere plekken tegen. 

Het is al lang niet meer het Amsterdam dat we kennen uit oudere, veel bezadigder romans, in Het objectief zit je klem in propvolle straatjes, supermarkten, kroegen. Dit Amsterdam barst uit z’n voegen, maar de beste tijd van je leven moet en zal gevierd worden natuurlijk. Dus voort maar weer. Wanhopig op jacht naar je eigen iconische ‘provo-moment’:

Ja, David dacht ook dat het op de Dam waarschijnlijk stond te gebeuren. Wat ‘het’ precies ook mocht zijn. En uiteraard was dit de grootste kans om erbij te kunnen zijn, slechts een meter of honderd waren ze ervan verwijderd geweest, en inderdaad, uit de stroom stappen was goedbeschouwd geen optie, deze kans kregen ze van hun leven niet meer. (…) Geschiedenis zou er geschreven gaan worden, Brecht meende een verslaggeefster van NRC Handelsblad te hebben zien rondlopen, aantekeningen makend, vragen stellend aan voorbijgangers.

Vierentwintig uur uit het lange bestaan van Amsterdam volg je de gevorderde dertigers, vooral David, Brecht en Reaux, die op zekere manier bevriend zijn, maar ook weer niet. Zo gaat dat in een stad met talloze noden en veel te weinig woonruimte. Ze slapen in elkaars huis of in dat van weer een ander, die tijdelijk weg is, drinken met elkaar, passen min of meer op het huisdier en proberen elkaar van scherpe inzichten te overtuigen. 

Behalve deze drie mannen, kom je Alexia tegen, een vertwijfelde vertaalster van hermetische poëzie, en haar vriendin Noor, Jessica, tropenarts in opleiding en de androgyne Sydney. Allemaal ervaren ze gebrek aan zekerheden, maar genieten ze daar ook wel weer van. Want: vrijheid. Maar intussen vliegt de tijd.

Evelyn was iets jonger dan hij en had de leeftijd waarop een serieuze vrouw stappen wilde zetten. Een relatie, al zou ze liever haar tong afbijten dan dat te zeggen. Uitkijken geblazen dus.

 Lastig is het als je, zoals David, fotograaf wilt zijn, maar niemand je werk opmerkt, laat staan koopt. Op Alexia na dan, die er tamelijk gratuite opmerkingen over maakte: ‘Deze gaat over macht’. Eenmaal thuis meent David te begrijpen dat dit wel iemand moet zijn die zijn werk op waarde schat. Waarop hij met het ingelijste geprezen fotoportret in zijn rugzak onberedeneerd, maar overtuigd van de stedelijke magie, op pad gaat om haar te vinden. Het is een van de vindingrijke manieren waarop Van Agtmaal de lastige positie van de oudere jongeren van onze jaren neerzet.

Er is geen sprake van grote ontwikkelingen, maar dat hoeft ook niet in een mozaïekroman als deze, waarin je wordt ondergedompeld in een aantal levens. Je ervaart, als gezien door een objectief, de huidige gejaagde stad met haar rumoerige kroeg- en restaurantleven, de vrijwel permanente festivaltoestand van het moderne bestaan, de economische druk, die vrijwel iedereen nerveus maakt, de continue verhuisdrift en de stroom toeristen. En ook het weer, op zeker moment best koud, al zou de tamelijk groteske beleving van tien graden onder nul, code rood natuurlijk, jawel, menige oude Fries doen schateren. 

Met zo veel indrukken van het stadsleven brengt Van Agtmaal de hectische, om niet te zeggen opgefokte sfeer effectief over. Een constructie die ergens naar toewerkt valt dus niet te bespeuren, zoals ook de stad altijd maar doorgaat. Achterin krijgt de roman zelfs licht kluchtige kenmerken, bijna even kolderiek als de iconische taartensmijterij van Laurel en Hardy. Maar dan dus in Amsterdam in de eenentwintigste eeuw.

André Keikes

Martien van Agtmaal – Het objectief. Van Oorschot, Amsterdam. 336 blz. € 24,50.