Afgelopen november verscheen de biografie van Ischa Meijer, Alles gaat op vroeger terug, geschreven door Annet Mooij. Dat is in feite een vervolg op Jaap en Ischa Meijer – Een joodse geschiedenis 1912-1956 van Evelien Gans uit 2007. Gans liet in 2018 het leven en Mooij pakte het over. Maar waar Gans een dubbelbiografie schreef van Ischa en zijn vader, besloot Mooij zich alleen nog te richten op Ischa in Alles gaat op vroeger terug.

Zoals Liliane Waanders op Biografieportaal schrijft (waarvan Connie Palmens broer Eric de hoofdredacteur is) is Mooij ‘hard, keihard’ als het aankomt op Meijer als partner, vader en vreemdganger. Tevens schrijft Waanders: ‘Uit de relativerende toon waarin Annet Mooij over de relatie tussen Ischa Meijer en Connie Palmen schrijft, spreekt een venijn dat doet vermoeden dat er een rekening vereffend moet worden.’

Connie Palmen lijkt diezelfde mening te zijn toegedaan. In de podcast Met Groenteman in de kast van 21 december loopt Palmen helemaal leeg over de biografie, tegenover Gijs Groenteman:

De biografie van Ischa bijvoorbeeld, dat noem ik regelrecht een Judasbiografie. Daar zit een boosaardigheid in die ik afschuwelijk vind. Dat merk je al gaandeweg als je zo’n biografie leest: deze biograaf houdt niet meer van zijn onderwerp. Dan denk ik: dan had je moeten stoppen. […] Ik heb het niet eens uitgelezen. Ik vind het verschrikkelijk slecht geschreven. Ik begrijp niet dat daar in recensies geen opmerking over komt. Het is een aaneenrijging van stoplappen. Daar wemelt het van. […] Ik heb een grote lezingentournee gehouden met Voornamelijk vrouwen. Ik verbood altijd dat de boekhandelaar de biografie meenam. Ik wilde niet dat die verkocht werd waar ik was. Ik zei dan altijd: “U hoeft hem niet te lezen, want ik kom er toch niet in voor.”

Vervolgens wordt Palmen persoonlijk. De seksuele voorkeur van Mooij (door Palmen geen enkele keer bij naam genoemd) zou een rol spelen bij de vermeende mislukking van de biografie:

Ze is een lesbische vrouw die het natuurlijk ontzettend lekker heeft gevonden om al die vrouwen te gaan opzoeken met wie Ischa het gedaan heeft. Maar het is gewoon een vrouw die niets begrijpt van vrouwen die van mannen houden. Ze neemt het al die vrouwen kwalijk dat ze gehouden hebben van zo’n vreselijke man. Die toon zit in dat boek: Hoe kunnen jullie gehouden hebben van zo’n verschrikkelijke man. Ze begrijpt niets van heteroseksualiteit, van geilheid. Echt volkomen nul. Het is zo weinig sexy. Ze snapt het gewoon niet, ze ziet het gewoon niet. Ik vind het een heel onaantrekkelijke biografie, en een heel onaantrekkelijke vrouw. Dat in de eerste plaats, maar ook zo’n onaantrekkelijk boek, lelijke taal.

Hierop reageert Groenteman: ‘Een beetje kwaadaardigheid schuw jij ook niet, hè Connie.’ Dat beaamt Palmen: ‘Zeker ook niet wanneer ik zoveel kwaadaardigheid moet pareren.’ Wat Palmen kwalijk vindt is dat ze bijna niet is geraadpleegd door Mooij: ‘Ze zei: “Ja, ik weet alles al.” Dat was eigenlijk de toon waarmee ze hier kwam. Ze heeft nooit naar mijn archief gevraagd. Ik heb een enorm archief, met brieven van Ischa, met brieven aan Ischa. Ze heeft er nooit naar gevraagd, dus heb ik het ook nooit gegeven.’

Daar is inderdaad iets misgegaan, want Mooij zegt in een interview met Margriet Oostveen van de Volkskrant dat Meijer bijna geen brieven schreef, wat het werk als biograaf bemoeilijkte: ‘Dit boek is daarom voor een groot deel gebaseerd op interviews. En van sommige geïnterviewden kreeg ik nog een paar brieven. Dat waren dan wel de echte vondsten.’ Als reden voor het amper raadplegen van Palmen draagt Mooij aan dat ze op zoek was ‘naar mensen die een beetje onder de radar zijn gebleven’.

Palmen (‘Je merkt dat er een lust achter zit, een verlangen om iemand kapot te schrijven’) besluit haar relaas tegenover Groenteman met de volgende woorden:

Ik had de uitnodiging voor een etentje na de boekpresentatie aangenomen. Maar toen had ik het boek gelezen en dacht ik: O mijn god, wat een verschrikkelijk boek. Toen heb ik haar [Mooij] een brief geschreven, die eindigt met: “Een schrijver die er niet in slaagt om compassie en ontroering te voelen in de beschrijving van zo’n complex leven als dat van Ischa Meijer, heeft gefaald. En jij hebt gefaald. Punt. En ik kom niet naar je etentje.” Ik heb het ook tegen Mai [Spijkers] gezegd, mijn uitgever en de uitgever van de biografie: “Ik vind het een verschrikkelijk slechte biografie en ik zal het niet onder stoelen of banken steken.”

Beluister hier de podcast van Gijs Groenteman (minuut 33-41 over de biografie).

REACTIE ANNET MOOIJ:

‘Nu Palmens mengsel van onwaarheden en grove beledigingen aan mijn adres vrijwel integraal door de website van Tzum is overgenomen, voel ik me geroepen te reageren.
De beledigingen laat ik verder voor haar rekening, maar de aanval die ze doet op mijn integriteit als biograaf kan ik moeilijk onweersproken laten. Zo zou ik haar niet hebben gesproken en geen gebruik gemaakt hebben van haar archief, daar zelfs niet naar hebben gevraagd. Beide zijn aantoonbaar onjuist.
Het punt is: toen ik Palmen begin 2023 sprak, hoefde ik niet meer naar haar archief te vragen, simpelweg omdat ik het een paar jaar eerder al van haar gekregen had. Toen ik met mijn werk aan de biografie begon, was ze zo vriendelijk het mij toe te sturen. Ze had toen al het materiaal net laten digitaliseren. Kennelijk is die aardige geste in haar geheugen weggezakt. Ook aan de inhoud van haar archief zijn haar herinneringen niet even helder meer. Zo is er geen sprake van ‘een heleboel brieven’, helaas. Ischa was geen groot brievenschrijver. Het gaat om manuscripten, aantekeningen, een aantal ongepubliceerde teksten en voordrachten. Interessant materiaal, waar ik dankbaar gebruik van heb gemaakt.
Nadat ik haar gesproken had, heb ik, op mijn navraag, nog enkele aanvullingen ontvangen, waaronder enkele brieven aan Ischa en de aantekeningen die hij maakte voor zijn onvoltooide vaderboek. Ook dat materiaal heb ik dankbaar gebruikt en ik verwijs er in mijn biografie ook naar. Het is spijtig dat Palmen niet de moeite heeft genomen die te lezen, dan had ze dit allemaal zelf kunnen zien.’