Een Leviathan

De Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588 – 1679) gebruikte de naam van een oudtestamentisch zeemonster als symbool voor een soevereine macht, die in staat was om de mensen onder zijn bewind in stabiele vreedzaamheid te laten samenleven. Zo’n macht was bitter nodig, want alleen zij kon de mensen verlossen van een brute natuurstaat van oorlog van allen tegen allen. Je zou het creëren van de mensen van zo’n soevereinde macht, toegerust met de nodige machtsmiddelen en hun zich ernaar schikken, kunnen beschouwen als het aangaan van een sociaal contract, aldus Hobbes, die als een van de grondleggers van de sociaal-contract-theorie geldt. Het nog steeds invloedrijke boek waarin Hobbes zijn inzichten ontvouwde draagt als titel de naam van dat monster: Leviathan.

De Britse schrijver en filosoof John Gray (1948) kent het werk van Hobbes tot in elk detail. Met Hobbes’ Leviathan als referentiekader en als spiegel onderzoekt hij wat hij de ‘nieuwe Leviathans’ noemt, staten gekenmerkt door toenemende repressie. In eerste instantie zijn dat China en Rusland, maar hij ziet ook in democratische rechtsstaten democratie- ondermijnende tendensen die wijzen op toenemende vrijheidsbeperking.

Menigeen dacht aan het einde van het vorige eeuw, toen het communisme verkruimelde (Rusland en haar satellieten), of zichzelf transformeerde in kapitalistische richting (China), dat de liberale democratie definitief haar superioriteit had bewezen en dat ook de staten van het voormalige communisme liberale democratieën zouden worden. Het waren natuurlijk vooral liberalen die zulke gedachten uitten. Dankzij de neoconservatieve, neoliberale, ideologische dominantie in de westerse democratieën drukten zulke ideeën een stevig stempel op het publieke debat.

Rusland en veel meer nog China hebben zich wel ontwikkeld, maar bepaald niet in liberaal-democratische richting. Gray gebruikt voor China het beeld van het panopticon, de cirkelvormige gevangenis (denk aan Nederlandse koepelgevangenissen), waarin vanuit het bewakingscentrum in het middelpunt iedereen permanent in het oog kan worden gehouden.

Die liberalen van eind vorige eeuw hadden het dus bij het verkeerde eind. En niet alleen wat dat betreft. Dat het neoliberalisme met zijn privatiseringswoede niet heeft gebracht wat het beloofde, maar wél sociale ontwrichting heeft bewerkstelligd, bewijst dat het ook in dat opzicht heeft gefaald. Reden voor Gray om zich af te vragen of ook ‘onze’ Leviathan bezig is van karakter te veranderen, dat wil zeggen: zijn liberale masker af te leggen.

Onder de noemer liberalisme gaat een veelheid aan liberalismen schuil. In Europa worden, in tegenstelling tot de Verenigde Staten, liberalen niet als links gewaarmerkt, noch doen Europese liberalen dat zelf. Een neoliberaal verschilt van een traditionele liberaal en de Britse Conservative Party wordt beschouwd – en beschouwt zichzelf – als conservatief-liberaal, ter onderscheiding van het progressieve liberaal-democratische karakter van de LDP. Maar volgens Gray en anderen hebben alle liberalistische tradities vier ideeën gemeen. Ze zijn individualistisch, in die zin dat ze de morele voorrang van het individu erkennen boven aanspraken van sociale collectiviteiten; ze zijn egalitaristisch in die zin dat ze ieder dezelfde morele status toekennen en aan verschillen in morele gerichtheden tussen individuen geen juridische of politieke waarde toekennen; ze zijn universalistisch in die zin dat ze ieder individu vrijheidsrechten toekennen; en ze zijn melioristisch, wat wil zeggen dat ze ervan overtuigd zijn dat sociale instituties en politieke arrangementen altijd voor correctie en verbetering vatbaar zijn.

Gray herkent in Hobbes een liberaal, omdat ook Hobbes in zijn werk deze ideeën poneert. Maar opgepast (zegt ook Gray), tegenover deze, door de rede ontwikkelde ideeën staan absurditeiten, waarvan de verspreiding helaas bewijst hoezeer mensen zich door irrationele woordenbouwsels kunnen laten betoveren. In het derde deel van De nieuwe Leviathans heeft Gray het in dat verband onder meer over wokisme, kritische ras-theorie en identiteitspolitiek als manifestaties daarvan, die de democratische rechtsstaat van binnenuit aantasten.

Kun je zeggen dat Gray in de De nieuwe Leviathans zulke betoveringen analyseert, aantoont dat hun feitelijke inhoud absurd is en onderzoekt in hoeverre ze bepalend zijn of zijn geweest voor hoe de Leviathans zich ontwikkelen? Ja, dat zou je kunnen zeggen, maar er is aanleiding voor, eufemistisch uitgedrukt, kritische kanttekeningen. Vooropgesteld moet worden dat Gray heel goed kan schrijven en in staat is met weinig woorden heel veel te zeggen. Dat laatste kan hij dankzij zijn grote eruditie, die er in zijn boeken voor zorgt dat de lezer in elke alinea wel iets bijzonders of iets prikkelends aantreft. Zo ook in dit boek. Het is echter maar de vraag of aan De Nieuwe Leviathans een inhoudelijk concept ten grondslag heeft gelegen, een concept in de zin van een redenering met logische samenhang en met empirische ondersteuning. Ik kreeg gaandeweg steeds sterker de indruk dat de hoofdstukken op zichzelf staande essays waren – goede essays, welteverstaan – zonder dat sprake was van sterke verbanden daartussen. Door de door hem terecht zo bewonderde Hobbes erbij te halen zou Gray dan voor samenhang hebben willen zorgen, maar tot een ‘af’ boek heeft dat niet geleid.

Hans van der Heijde

John Gray – De Nieuwe Leviathans. Vertaald door Jan Wynsen. Spectrum, Amsterdam. 192 blz. € 22,99.