Een glimp van de mens in een hel

In 2021 vroeg Roeland Dobbelaer mij in een interview wat ik met het kwaad doe in mijn werk. Deze vraag nodigde mij uit tot nader onderzoek. De vraag impliceert immers dat het kwaad er is en dat ik mij daartoe zou moeten of kunnen verhouden. Mijn onderzoek is nog volop in gang en houdt me niet alleen bezig bij het schrijven van boeken, maar ook bij het lezen en bespreken van het werk van anderen. Zo stuitte ik op het indrukwekkende interview Daar begint de moraal met Stefan Hertmans voor het programma Zwijgen is geen optie. Ik las boeken en essays van hem en las Het leven van de geest van Hannah Arendt. Opvallend is dat in deze zoektocht steeds totalitaire regimes komen bovendrijven, omdat daar het kwaad kennelijk sterk gevoeld wordt. Dat het monster van de holocaust geboren kon worden binnen de waarden van onze westerse beschaving, zoals Arendt stelt, vind ik verontrustend. Dan ligt de vraag voor de hand dit kwaad niet buiten maar in onszelf te zoeken. Maar hoe zoek je naar het kwaad in jezelf? Hoe verbind je zo’n abstracte term met wat zich ten diepste in jezelf bevindt? Ik las een boek dat al een poos in mijn kast stond, Is dit een mens van Primo Levi, en ondertussen beluisterde ik het album Into eternity van Marion von Tilzer, dat mij onlangs door een collega werd aangereikt, en hier ontstond een bizarre samenzang, een innerlijke tocht door de hel.

Levi begint zijn indringende getuigenis over de holocaust met de opmerking dat het hem niet gaat om een beschuldiging, maar om materiaal te bieden voor de overdenking van enkele eigenschappen van de mens. Hij had het ‘geluk’ dat hij pas in 1944 naar Auschwitz werd gedeporteerd, ‘dat wil zeggen nadat de Duitse regering met het oog op de groeiende schaarste aan arbeidskrachten besloten had om de gemiddelde levensduur van de voor liquidatie bestemde gevangenen te verlengen.’
De Oostenrijkse pianist en componist Marion von Tilzer liet zich bij Into eternity inspireren door het kaartje dat de Tsjechische Vilma Grunwald in juli 1944 in Auschwitz schreef aan haar man, toen zij besloten had zich in de dodenrij voor de gaskamers te voegen waarvoor haar oudste, gehandicapte zoon was geselecteerd. Daarvoor moest zij afscheid nemen van haar geliefde man en jongste zoon, die zich beiden ook ergens in het kamp bevonden. Het kaartje is nergens beschuldigend, maar een liefdesverklaring, afscheid en oproep tot een gelukkig leven voor haar man en jongste ‘gouden jongetje’ ineen. Von Tilzer kreeg toestemming voor haar project van deze jongste zoon, die inmiddels de negentig gepasseerd is, en net als zijn vader de oorlog heeft overleefd.

Levi beschrijft hoe hij na dagenlang zonder water vervoerd te zijn in een goederenwagon, uitgekleed en kaalgeschoren werd om vervolgens in de ijzige Poolse kou urenlang te wachten. Wat is nog over van deze kale, naakte mens, ontdaan van al zijn bezittingen? Sommigen keken ‘leeg’ in de verte, anderen keken elkaar bevreemd aan. Het nummer ‘The letter from Vilma Grunwald’ van Von Tilzer begint met een zacht stuiteren van de strijkstok op de snaren van de cello. Het klinkt als een ingehouden beven. Als je de uitvoering bekijkt, zie je hoe de musici in zichzelf zijn afgedaald en toch elkaar aankijken en afstemmen.

De gevangenen waren op de hoogte van het bestaan van de gaskamers. Hoezeer sommigen ook een overlevingsdrang hadden, deze strekte zich slechts uit tot de directe toekomst van een paar uur, een paar dagen, een paar weken, omdat iedereen voelde dat het lichaam niet lang deze ontberingen van kou, zware lichamelijke arbeid, nauwelijks slaap en gruwelijke honger en dorst, zou kunnen weerstaan en daardoor bij een van de volgende selecties in de dodenrij zou terechtkomen. In de nummers ‘The day the light came’ en ‘Into eternity’ hoor je, het aanhoudende slagwerk van Jacobus Thiele, wisselend van achtergrond naar voorgrond, ongeacht welke prachtige melodie er ook doorheen wordt gespeeld.

De honger en kou maakten een beest los in de mens. Levi heeft het over ‘fressen’ in plaats van ‘eten’. Alles werd door de ontberingen vervormd. Leven werd teruggebracht tot bizarre basale vragen over het ontoereikende stuk dagelijks brood: werd het beter verteerd als het direct werd opgegeten of juist als je er langer over deed? Ook al was er geen antwoord op deze vraag, toch werd met bewondering gekeken naar degenen die de discipline konden opbrengen om langer over hun stuk brood te doen. Er werd gestolen, handelgedreven. De moraal verschoof. Niet alleen onder de gevangenen. Levi merkt op dat normaalgesproken ter dood veroordeelden altijd de tijd krijgen om zich in alle rust voor te bereiden op de dood. Ze krijgen nog een fatsoenlijke maaltijd. Er komt een mildheid over degene die het vonnis moet voltrekken. In het kamp was die gelegenheid er niet. Mensen werden uitgehongerd en rillend van de kou de gaskamer in gedreven, zonder dat er tijd en rust was om ook maar iets te overdenken.
Vilma Grunwald heeft in dat korte tijdsbestek de kans gezien haar menselijke waardigheid te behouden door zelf een beslissing te nemen, een offer te brengen. Ze heeft precies de juiste bewaker gevonden die het kaartje bij haar echtgenoot wilde brengen. Dat laatste was deels geluk. Het is alsof de tijd zich hier naar binnen toe heeft uitgerekt en dat is precies wat je in de muziek van Von Tilzer hoort. Tussen het stuiteren van de stok op de snaren door klinkt een ingetogen melodie die alle tijd en rust neemt om af te dalen in het naderende afscheid, de liefde voor haar man en kinderen en de berusting in het lot. Die vertraging, zelfs in het zingen van de laatste groet en duikvlucht in de naam van de mens ‘Vilma’, voelt als een overwinning op de haast waarmee de vrouwen en kinderen werden afgeslacht. Niet alleen de kwetsbaarheid, maar ook de taaiheid van de mens, zelfs onder zulke gruwelijke omstandigheden, is hoorbaar in de muziek, waarin bijvoorbeeld steeds een slotakkoord opnieuw wordt uitgerekt, terwijl je dacht dat het bijna afgelopen was.

Levi beschrijft hoe slechts enkelingen in staat waren om met creativiteit, maar ook vechtlust, soms natuurlijke superioriteit, en bovenal het geluk aan hun zijde, boven de huiveringwekkende massa van ‘muzelmannen’ uit te stijgen op weg naar bevrijding uit het kamp. En dan komt hij tot de beschrijving van een beeld van het kwaad, zoals het zich aan hem voordoet:

zij, de muzelmannen, de teloorgeganen, vormen de ruggengraat van het kamp; zij, de naamloze, altijd andere en altijd eendere massa, de niet-mensen die in stilte marcheren en zwoegen, in wie de goddelijke vonk is gedoofd, die te uitgeblust zijn om nog echt te kunnen lijden. [….]. Ze bevolken mijn geheugen met hun schimmige aanwezigheid, en als ik al het kwaad van onze tijd in één beeld kon samenvatten, zou ik dit beeld kiezen, dat ik zo goed ken: een uitgemergeld mens met hangend hoofd en kromme schouders, in wiens gezicht en ogen niets meer te lezen is van een gedachte.

Het kwaad, zo lijkt Levi te willen zeggen, ontstaat als we niet meer in staat zijn zelfstandig te denken. Dit is ook precies wat Arendt in haar werk steeds benadrukt. Levi beschrijft dit kwaad niet alleen in de kampbeulen, die zich willoos overgaven aan een soort machinerie, maar ook in de slachtoffers, die willoos en volkomen murw hun ondergang tegemoet marcheerden in de maat die hun werd opgedragen. Nergens beschuldigt Levi deze slachtoffers of deze kampbeulen. Hij getuigt slechts van dit kwaad. Het is wonderlijk waar de muziek van Von Tilzer toe in staat is: niet alleen door de tekst van Vilma’s kaartje op muziek te zetten en te laten zingen, maar ook door de grenzen van de muziek af te tasten, de schurende en bibberende (bij)geluiden van alle instrumenten mee te laten resoneren, beroert en ontroert zij de luisteraar tot in het diepste van de ziel, en laat een intense betrokkenheid voelen bij dit haast abstract geworden lijden.

Om actief afstand te nemen van het kwaad, moet een mens kennelijk uit eigen kracht in beweging komen. Dat hoeft niet per se groots. Deze afstand kan zich ook openbaren in een blikwisseling met de ander, een niet wegkijken, een minimaal gebaar. Zowel Levi als Von Tilzer laten een glimp zien van de mens in een hel van duisternis.

Dietske Geerlings

Primo Levi – Is dit een mens. Meulenhoff, Amsterdam. 222 blz. € 20,00.
Marion von Tilzer – Into eternity. Met Bella Adamova (alt), Maya Fridman (cello solo), Michael Hesselink (klarinet), Jacobus Thiele (slagwerk), Belinfante Quartet.