Ik heb lijmoren. Een mij tot nu toe onbekend, maar even wonderbaarlijk fenomeen. Als je ineens nog maar weinig hoort, besef je pas hoezeer je een orenmens bent. Met mijn hoofd in een stolp begeef ik mij in het publieke leven. Ik speel dat ik meedoe. Als ik goed oplet, kan ik mensen nog verstaan. Mijn spraak – fossiel gemompel – wordt kennelijk ook nog begrepen. Het is vermoeiend. En het is niet handig. Maar het voordeel: je hoort ook veel niet.