Kunnen homo’s fluiten?

Het woord ‘homoseksualiteit’ stamt pas uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Daarvoor werden mannelijke homoseksuelen aangeduid als sodomieten, pederasten, urningen en invertis. Vrouwelijke homoseksuelen werden tribaden, Sapphisten, virago’s en urninginnen genoemd. In Anders dan de anderen, homoseksualiteit op het snijvlak van literatuur en wetenschap onderzoekt Mary Kemperink hoe de wisselwerking tussen wetenschappers en schrijvers aan het eind van de negentiende eeuw en aan het begin van de twintigste eeuw voor een steeds positievere houding tegenover homoseksualiteit zorgt.

Homo’s kunnen niet fluiten?
Het idee bij heel veel artsen in de negentiende eeuw was dat homoseksuele mannen niet konden fluiten. Zo zouden ze ook niet tegen sterke drank kunnen. Die artsen zagen homoseksuele mannen eigenlijk als een soort vrouwen. Ze vielen immers op mannen en dat is doorgaans iets wat vrouwen doen. Dus ze moesten in hun ogen iets vrouwelijks hebben, in de manier waarop ze liepen en waarop ze praatten. En aangezien het zeer ongepast was voor vrouwen om te fluiten, werd dat ook een eigenschap voor homoseksuelen. Aan lesbiennes werden vaak aan omgekeerde vooroordelen gekoppeld.

Artsen publiceerden gevalsstudies, vaak aan de hand van gesprekken en vragenlijsten.
En die zijn heel boeiend om te lezen, want het zijn ook heel smeuïge verhalen. Ik kan het iedereen aanraden om die studies te lezen. Door die publicaties ontstond er een kentering in het denken over homoseksualiteit. De Nederlandse arts A. Aletrino verdedigde al in 1901 op een congres in Amsterdam homoseksualiteit als een gezonde en moreel aanvaardbare vorm van seksualiteit.

Maar toen Jacob Israël de Haan hem herkenbaar opvoerde in de roman Pijpelijntjes was hij daar niet blij mee.
Hij heeft de hele oplage opgekocht en laten vernietigen. In de tweede druk zijn onder meer de namen veranderd. De Sam die naar hem gemodelleerd was, was dan ook niet erg sympathiek. Hij slaapt wel eens bij de hoofdpersoon, maar gaat liever om met vrouwen en hij heeft sadistische buien die ten koste gaan van een paar dieren.

Waarom wilde je over dit onderwerp schrijven?
Ik was in eerste instantie geïnteresseerd in de ontwikkeling van de wetenschap. Wat vandaag waar is, hoeft over een paar decennia niet nog steeds waar te zijn. De wetenschap verandert mee met de cultuur. Ik merkte op een gegeven moment dat de band tussen literatuur en wetenschap heel erg nauw was op het punt van homoseksualiteit. Louis Couperus correspondeerde bijvoorbeeld met de psychiater Von Römer.

De berg van licht van Couperus en Pijpelijntjes van De Haan zijn in Nederland misschien de uitzonderingen. Ik kwam bij jou ook heel veel romans tegen die eindigen met een zelfmoord.
Dat is waar, dat hoort ook een beetje bij de tijd misschien, maar je ziet in de romans uit die tijd ook dat verlichte theorieën van artsen terugkwamen. Bijvoorbeeld dat er geen harde grenzen bestaan tussen homo- en heteroseksualiteit, maar dat er sprake is van een tussengebied. De morele afwijzing verdwijnt steeds meer. Je ziet dat er in het begin van de twintigste eeuw op een heel andere manier over het onderwerp geschreven wordt, bijvoorbeeld bij Marcel Proust en André Gide. In de Duitse literatuur bij Thomas Mann in De dood in Venetië, al werd het homoseksuele aspect door critici in die tijd nauwelijks opgemerkt. De hoofdpersoon gaat aan het eind overigens wel dood. Aan de cholera.

Uit het boek blijkt dat je honderden boeken, studies en gedichten hebt gelezen. Hoe lang ben je ermee bezig geweest?
Nou, lang. De dagen aan de universiteit zaten zo vol dat je aan dat onderzoek nauwelijks toekwam. Over het onderwerp had ik al het een en ander gepubliceerd. Ik kon er eigenlijk pas echt aan werken toen ik met pensioen was. Maar je moet niet denken dat ik dat met tegenzin deed, het was een fijne tijd om hiermee bezig te zijn. Ik heb ook prachtige poëzie ontdekt, van John Addington Symonds bijvoorbeeld.

Je ziet op het ogenblik in sommige landen niet ver van ons vandaan een kentering in de acceptatie van homoseksualiteit en ook in ons land hoor je tegengeluiden. Je eindigt je boek met een waarschuwend geluid.
Wetenschappelijke theorieën over homoseksualiteit en maatschappelijke meningen kunnen veranderen. In de negentiende eeuw zie je een enorme verandering optreden: van een homoseksueel als een misdadiger, naar een homoseksueel als een gedegenereerde, een zieke, naar een homoseksueel die gewoon kerngezond is, maar die een bepaalde seksuele voorkeur heeft. Dat is een hele slinger. We leven tegenwoordig in een tijd die weinig tolerantie laat zien. Ik merk dat de transhaat en de homohaat toch meer opklinkt dan een paar jaar geleden en niet alleen op de sociale media, maar eveneens in de openbare ruimte. Die slinger kan dus ook wel weer de andere kant op gaan. Als in het verleden iets kan veranderen, dan kan dat in het heden ook.

Coen Peppelenbos

Mary Kemperink – Anders dan de anderen; homoseksualiteit op het snijvlak van literatuur en wetenschap. Querido facto, Amsterdam. 534 blz. € 32,50.

(foto auteur: © Frank van Driel)

Dit interview stond eerder in het Dagblad van het Noorden en in de Leeuwarder Courant op 16 februari 2024.

Op vrijdag 8 maart is Mary Kemperink, samen met Frank Nellen en Kester Freriks, te gast in De Literaire Hemel.